Bruine korenbout

  • bruine korenbout

Beschrijving van de bruine korenbout

Leefgebied

Mondiaal

De bruine korenbout komt lokaal voor in West-Europa tot aan de Kaspische Zee en de Kaukasus in oostelijke richting. Noordwaarts komt de soort voor tot het uiterste zuiden van Scandinavië en in zuidelijke richting tot de landen bij de Middellandse Zee. In Afrika komt deze soort niet voor.

Europa

Deze korenbout komt slechts lokaal voor in de meeste Europese landen. In Noorwegen, Ierland en Schotland komt de bruine korenbout niet voor.

Nederland

In Nederland ligt het zwaartepunt van de verspreiding van de bruine korenbout in de laagveengebieden van Friesland en Overijssel, het Vechtplassengebied, het rivierengebied en de kanalen op de grens van Noord-Brabant en Limburg. Op verschillende andere locaties komt de soort verspreid voor.

Habitat

De habitat bestaat uit enigszins beschutte plekken in laagveenmoerassen, plassen, kanalen en brede sloten, met een goed ontwikkelde oevervegetatie, meestal met riet. Het water moet een matig tot hoog voedselgehalte hebben en zwak zuur tot zwak basisch zijn.

De soort komt ook voor in oude zandafgravingen, zandige halfopen bosplassen, voedselrijke vijvers en sloten langs spoorlijnen.

De larven leven diep ingegraven in de modder en het bezinksel van langzaam stromende beken, riviertjes, zwakstromende sloten en in leemplassen.

Herkenning

De bruine korenbout is een vrij breed gebouwde libel met een lengte van 42-45 mm en een spanwijdte van 60-75 mm.

Er zit een driehoekige, zwartbruine vlek aan de basis van de achtervleugels van beide geslachten en een zwart streepje op de basis van de voorvleugels. De aders in de donkere vlekken zijn opvallend oranje. Op de uiterste toppen van de vleugels zit een vaag maar kenmerkend donker vlekje. Vooral bij vrouwtjes is dit duidelijk ze zien.

Jonge vrouwtjes hebben een feloranje lichaam, waarvan het achterlijf aan de rugzijde zwarte driehoeken heeft die taps toelopen naar de thorax. Met het ouder worden, verandert de lichaamskleur naar donkerder bruinoranje met vergelijkbare, maar iets meer uitgesproken driehoeken boven op de buik.

Jonge mannetjes lijken op de bruinoranje vrouwtjes met een rugstreep die naar achteren toe breder wordt. In tegenstelling tot het vrouwtje heeft het mannetje een duidelijk blauw achterlijf met een verder bruine lichaamskleur. Alle oranje delen van de kop, borststuk en achterlijf van jonge mannetjes worden bij het uitkleuren zwart. De punt van het achterlijf blijft donker.

De ogen verkleuren van bruin bij jonge mannetjes naar blauwgrijs bij oudere mannetjes. De laatste drie segmenten van de buik zijn zwartbruin van kleur. De donkere vleugeltopjes zijn bij uitgekleurde mannetjes soms niet zichtbaar.

Larve

De larven zijn bruinachtig, 20-25 mm lang en 7 mm breed. Ze hebben grote, sterke kaken om hun prooi te vangen. Het uiterlijk is vrij stekelig en grof.

Voedsel

De bruine korenbout eet voornamelijk insecten. Ze jagen op hun prooi vanaf een plek op de grond of in de lucht.

De larven zijn vraatzuchtig en eten voornamelijk kleine waterdieren zoals insectenlarven, watervlooien en zelfs kleine visjes. Ze jagen onder water en gebruiken hun snelle reflexen om hun prooi te vangen.

Het effectiefste orgaan voor de roofzuchtige levensstijl van de larven is het vangmasker, dat in rust onder de kop wordt teruggetrokken. Wanneer een prooi wordt gevonden, springt het vangmasker tevoorschijn om de prooi te grijpen.

Weetjes

  • De hoogste aantallen komen voor op de zandgronden, met name bij kanalen met veel riet.
  • De soort vertoont seksueel dimorfisme.
  • Heel soms komen vrouwtjes met blauwe berijping voor, die sterk op uitgekleurde mannetjes lijken.
  • Mannetjes die nog niet erg oud zijn (maar al wel blauw berijpt zijn), hebben nog opvallende oranje voorste vleugeladers, waardoor het een zeer kleurrijke indruk maakt.

Gedrag

Juveniele en jagende imago’s zijn meestal op beschutte, ruige plekken te vinden, zoals open rietlanden en ruigte langs bosranden.

Op zonnige ochtenden zijn de mannetjes als eersten te vinden, wanneer ze op zoek gaan naar een uitkijkpost met vrij zicht op het water, bijvoorbeeld een over het water hangende rietstengel. Ze vertonen territoriaal gedrag waarbij ze korte patrouillevluchten maken. Andere mannetjes worden verjaagd, maar bij hoge dichtheden worden ze toleranter ten opzichte van elkaar.

In tegenstelling tot de mannetjes verschijnen de vrouwtjes pas rond de middag. Paringen kunnen dus pas laat in de middag worden waargenomen.

Passerende vrouwtjes worden direct benaderd voor de paring. De paring begint tijdens de vlucht en eindigt in nabijgelegen vegetatie. De vrouwtjes klampen zich vast aan de buik van de mannetjes en gebruiken hun poten om de blauwachtige waslaag in het midden van de buik te verwijderen.

Mobiliteit

De bruine korenbout is geen zwervende soort.

Vliegtijd

De vliegtijd loopt van eind april tot en met begin september met een piek in mei en juni.

Levenscyclus

Eitjes

De eitjes worden door het vrouwtje los in het water afgezet, op de overgang van open water naar oevervegetatie. Ze worden hierbij meestal niet door het mannetje begeleid.

Larven

De larven komen na twee tot zes weken uit. Ze overwinteren twee keer. Het uitsluipen gebeurt van eind april tot begin juni. De Larvenhuidjes zijn over het algemeen te vinden tot maximaal een meter hoogte in de oevervegetatie.

Predatie

Predatoren van de larven zijn vissen, grote waterinsecten, kikkers en salamanders.

De imago’s worden gegeten door vogels, vleermuizen en andere insectenetende dieren zoals spinnen en kleine zoogdieren.

Bedreiging

De bruine korenbout is niet als bedreigd geclassificeerd. Hoewel deze libel in het verleden op de Nederlandse Rode Lijst stond als kwetsbaar, is de situatie inmiddels verbeterd. Door verschillende beschermingsmaatregelen en een gunstiger leefomgeving is de bruine korenbout weer vaker te spotten.

Bescherming

De bruine korenbout wordt beschermd middels de wet natuurbescherming en de Europese Habitatrichtlijn.

Bronnen

Libellula fulva

Taxonomie

RijkAnimalia (Dieren)
StamArthropoda (Geleedpotigen)
KlasseInsecta (Insecten)
OrdeOdonata (Libellen)
FamilieLibellulidae (Korenbouten)
GeslachtLibellula (Korenbouten)
Synoniemen

Kenmerken

Lengte42-45 mm
Spanwijdte60-75 mm
VliegperiodeEind april-begin september
Grootte larve20-25 mm

Voortplanting

Aantal eitjes200-400 eitjes tijden haar laven
Grootte eitjes0,5-1 mm
Ontwikkeling eitjes2-6 weken
Ontwikkeling larven2 jaar
Vervellingen larven10-15
UitsluipenEind april-begin juni

Voorkomen in Nederland

StatusOorspronkelijk
ZeldzaamheidNiet meer zeldzaam
BeschermingWet natuurbescherming
verspreidingskaart bruine korenbout
Verspreidingskaart Bruine korenbout

Verspreiding

Nederlandlaagveengebieden Friesland en Overijssel, het Vechtplassengebied, het rivierengebied en de kanalen op de grens van Noord-Brabant en Limburg.
EuropaMeeste Europese landen
WereldWest-Europa tot aan de Kaspische Zee en de Kaukasus in oostelijke richting
BiotoopvoorkeurBeschutte plekken in laagveenmoerassen, plassen, kanalen en brede sloten

Ontdek meer van Fauna & Flora

Abonneer je om de nieuwste berichten naar je e-mail te laten verzenden.

Scroll naar boven