• paardenbijter
  • paardenbijter

Beschrijving van de paardenbijter

Leefgebied

Mondiaal

De paardenbijter komt voor in heel Centraal- en Zuid-Europa, Noord-Afrika, het Midden-Oosten en in Azië tot aan China en Japan. Omdat het een migrerende soort is, kan deze ook buiten zijn normale verspreidingsgebied voorkomen. De laatste jaren verspreidt hij zich noordwaarts.

De belangrijkste verspreidingsgebieden bevinden zich in de laaglanden en riviervalleien van Zuid-Centraal-Europa.

Europa

De paardenbijter komt in heel Europa voor, maar in Scandinavië, Groot-Brittannië en Ierland alleen in het zuiden. De noordgrens schuift verder naar het noorden op, als gevolg van klimaatverandering.

Nederland

In Nederland is de paardenbijter overal te vinden, vooral langs de kust.

Habitat

De habitat van de larven bestaat uit stilstaande en zwak stromende wateren met een rijke vegetatie zoals poelen, plassen, sloten en laagveen. Soms komt de paardenbijter ook voor in brak water.

Herkenning

De paardenbijter is 56-64 mm lang met een spanwijdte van ongeveer 85 mm. Het is de kleinste soort uit de familie van de glazenmakers.

Het achterlijf is donker met een mozaïek van licht gekleurde vlekken. De zijkanten van de borst zijn donkerder, met gele banden die aan de bovenkant vaak blauw getint zijn.

Zowel bij de mannetjes als bij de vrouwtjes zijn de schouderstrepen slechts korte streepjes. Op achterlijfsegment 2 staat op de rugzijde een groot, geel, spijkerachtig figuur. De voorrandaders van de vleugels zijn bruin.

De ogen van het mannetje zijn bruinblauw. De bovenzijde van de achterlijfsegmenten hebben bij het mannetje twee vrijwel ronde blauwe vlekjes aan de achterrand. Op het midden van de segmenten staan kleine gele driehoekjes.

De ogen van het vrouwtje zijn bruin met geel of groen. De achterlijfstekening bestaat bij het vrouwtje zowel uit gele als bruine vlekken, maar op de laatste paar segmenten zitten alleen gele vlekjes.

Larve

De larven zijn 29-37 mm groot. Het vangmasker is lang met een smalle labiale palp. Bij de ogen is de achterrand wat gebogen. Op segment 6 zit een zijdoorn. Op segment 9 zit tevens een lange zijdoorn die driekwart van de lengte van segment 10 bereikt.

Voedsel

Paardenbijters eten vliegen, mugjes, dazen en andere insecten. De larven eten kleine waterinsecten waaronder watervlooien en muggenlarven. Het zijn vraatzuchtige jagers.

Weetjes

  • De paardenbijter dankt zijn naam aan het feit dat hij vaak jaagt op insecten die zich dicht bij het lijf van dieren of mensen ophouden, waardoor het lijkt of hij ze bijt.
  • De levenscyclus duurt 1 tot 2 jaar waarvan de eerste winter als ei wordt doorgebracht.
  • De larvenhuidjes zijn vrij klein en worden tot op tientallen centimeters hoogte aangetroffen op stengels van waterplanten en oevervegetatie.
  • De imago’s worden vaak in groepen aangetroffen, jagend langs bosranden op boomkruinhoogte.

Gedrag

De mannetjes zijn langs de waterkant territoriaal, maar ze zijn minder agressief dan andere soorten uit de familie van de glazenmakers. Ze zijn actief bij een temperatuur vanaf ongeveer 10 °C, zolang de zon maar schijnt. De vrouwtjes vliegen doorgaans alleen bij temperaturen boven de 13 °C. Hiermee is de paardenbijter een van de actiefste soorten bij een lage temperatuur.

Ze zijn vooral ’s middags actief. Op warme avonden zelfs tot diep in de schemering. Wanneer in de herfst een periode van aanhoudende mist of vochtig, koel weer begint, stopt het vliegen en eindigt de levensduur van de imago’s.

Mobiliteit

De paardenbijter is zwerflustig en verplaatst zich over grote afstanden. Soms worden grote groepen zwervers waargenomen van vele duizenden individuen. Ook imago’s uit Nederland die zich nog niet voortplanten, kunnen overal aangetroffen worden en niet alleen bij het water.

Vliegtijd

De paardenbijter vliegt laat, van begin juli tot in november.

Levenscyclus

De paring vindt gedeeltelijk in de lucht plaats en duurt tussen de 20 minuten en een uur. De paringswielen zijn echter ook vaak te zien op rietbladeren of twijgen op een hoogte van één tot twee meter.

Eitjes

Onmiddellijk na de paring zet het vrouwtje de eitjes af, voornamelijk in allerlei levende en dode plantendelen. Dit gebeurt relatief laat in het jaar. De eitjes overwinteren gedurende de eerste winter.

Larven

De larven komen pas het volgende jaar uit. Om deze reden kan de paardenbijter ook voorkomen in vijvers die in de winter opdrogen of leeglopen. Een tweede overwintering vindt soms plaats als bijna volgroeide larve.

Er is geen duidelijke piek in het uitsluipen te zien. Dit gebeurt gedurende een langere periode, van eind juni tot eind september. De larvenhuidjes zijn te vinden op stengels van oevervegetatie en emerse vegetatie, vaak op enkele tientallen centimeters hoogte.

Predatie

De larven worden vaak opgegeten door kikkers en vissen. De imago’s worden gegeten door vogels en grotere insecteneters zoals grotere insecten en spinnen.

Bedreiging

De paardenbijter wordt momenteel niet bedreigd, maar enkele factoren die de populaties kunnen beïnvloeden zijn verlies van habitat door verstedelijking en landbouw, watervervuiling door industrieel afval en pesticiden, klimaatverandering en de introductie van exotische soorten.

Bescherming

De paardenbijter wordt in Nederland beschermd door de omgevingswet. Deze wet zorgt ervoor dat de verschillende planten- en diersoorten in de natuur blijven bestaan.

Bronnen

Aeshna mixta

Taxonomie

RijkAnimalia (Dieren)
StamArthropoda (Geleedpotigen)
KlasseInsecta (Insecten)
OrdeOdonata (Libellen)
FamilieAeshnidae (Glazenmakers)
GeslachtAeshna (Glazenmakers)
Synoniemen

Kenmerken

Lengte56-64 mm
Spanwijdte85 mm
VliegperiodeBegin juli tot in november
Grootte larve29-37 mm

Voortplanting

Aantal eitjes500-1000 tijdens leven vrouwtje
Grootte eitjes0,5-1 mm
Ontwikkeling eitjesOverwintert
Ontwikkeling larvenEnkele weken tot meerdere maanden
Vervellingen larven10-12 vervellingen
UitsluipenEind juni-eind september

Voorkomen in Nederland

StatusNiet bedreigd
ZeldzaamheidZeer algemeen
BeschermingWet natuurbescherming
verspreidingskaart paardenbijter
Verspreidingskaart paardenbijter

Verspreiding

NederlandOveral, vooral langs de kust.
EuropaHeel Europa. In Scandinavië, Groot-Brittannië en Ierland alleen in het zuiden.
WereldAzië, Noord-Afrika en Europa.
BiotoopvoorkeurStilstaande en zwak stromende wateren met rijke moerasvegetatie


Ontdek meer van Fauna & Flora

Abonneer je om de nieuwste berichten naar je e-mail te laten verzenden.

Scroll naar boven