Steenrode heidelibel

  • Steenrode heidelibel
  • Steenrode heidelibel

Leefgebied van de steenrode heidelibel

De steenrode heidelibel komt voor in Noord-, Centraal en Oost-Europa. Noordelijk tot het zuiden van Scandinavië, zuidelijk globaal tot Frankrijk, Noord-Italië en de noordelijke Balkan. Verder komen geïsoleerde populaties voor in Noord-Finland, de Pyreneeën, Noord-Spanje en de Balkan. Zwervers bereiken af en toe Groot-Brittannië. In Turkije komt een andere ondersoort voor dan in Europa. Mondiaal komt hij voor oostelijk tot in Siberië en China voor, maar niet in Afrika.

In Nederland komt hij algemeen voor, maar is hij schaarser in zeekleigebieden.

Habitat

De habitat bestaat uit allerlei stilstaande en zwak stromende watertypen, met veel zon. De steenrode heidelibel is in tegenstelling tot de bruinrode heidelibel geen pioniersoort en komt vooral voor op plaatsen met een goed ontwikkelde oevervegetatie, waar de territoriale mannetjes zich kunnen ophouden.

De larven leven tussen waterplanten, of tussen modder op de bodem.

Herkenning

De steenrode heidelibel wordt 35-40 mm lang. De poten zijn zwart met gele strepen. De dijen van de voorste poten zijn meestal tweekleurig: zwart-geel, soms met nog een zwart veegje in het geel. Het zwarte streepje op het voorhoofd (tussen de ogen) loopt langs de oogranden naar beneden (de zogenaamde ‘hangsnor’).

Het mannetje heeft een achterlijf met een subtiele, maar meestal duidelijke knotsvormige verbreding aan het uiteinde. Uitgekleurde mannetjes krijgen een rood achterlijf: meestal iets donkerder dan de bruinrode heidelibel, maar lichter dan de bloedrode heidelibel. De zijkant van het borststuk verkleurt naar bruin, met vage lichtere delen. Jonge mannetjes lijken qua kleur op vrouwtjes.

Bij vrouwtjes is het achterlijf geel, later verkleurend tot bruin. Aan de zijkant van het achterlijf zitten zwarte streepjes, die geen doorlopende streep vormen. De legschede in zijaanzicht is haaks van het achterlijf afstaand en opvallend zichtbaar.

Larve

De larve heeft een lengte van 15-19 mm en heeft een lange zijdoorn op segment 9. De achterrand van de buikplaten (sterniet) 7 en 8 zijn zonder een rij borstelharen. De rugdoornen zijn over het algemeen zwak ontwikkeld, maar variabel van zowel vorm als grootte. De larvehuidjes zijn variabel van kleur.

Voedsel

De larven zijn jagers en leven tussen waterplanten op een modderige bodem van kleine ongewervelden als muggenlarven.

Weetjes

  • De vorm van de hamulus (mannetjes) en legschede (vrouwtjes) kan uitsluitsel geven bij het determineren van heidelibellen. Het dier moet hiervoor echter worden gevangen en met een loep worden bekeken.

Gedrag

Jonge dieren kunnen aangetroffen worden in de wijde omtrek van het voortplantingswater, zittend en jagend op kleine insecten in ruige vegetatie. Geslachtsrijpe mannetjes vliegen bij het water en gaan regelmatig op uitstekende stengels in de oevervegetatie zitten. Ze speuren naar vrouwtjes voor de paring. Mannetjes die dichtbij komen worden meestal verjaagd.

Mobiliteit

Net als andere heidelibellen is het een mobiele soort, maar niet zo zwerflustig als bruinrode, zuidelijke, zwervende en geelvlekheidelibel. Grote trekbewegingen worden bij de steenrode heidelibel niet waargenomen. Doordat de soort zeer algemeen is in Nederland is eventuele trek op kleinere schaal nauwelijks aantoonbaar.

Vliegtijd

Het is een nazomersoort die te zien is vanaf begin juni tot half november, met een piek van eind juli tot half september. Steenrode heidelibellen vertonen ongeveer hetzelfde gedrag als de meeste andere heidelibellen. Jonge dieren zijn in de wijde omtrek van het voortplantingswater aan te treffen, zittend en jagend in ruige vegetatie.

Levenscyclus

De steenrode heidelibel heeft een eenjarige levenscyclus en overwintert als ei. De eitjes worden vliegend in tandempositie afgezet, in het water of op modder vlak bij het water. Soms worden meerdere ei-afzettende tandems op één plaats tegelijk waargenomen.

Eitjes

In het water zwellen de eieren met een gel-omhulsel op. De eitjes komen in het voorjaar uit, waarna de larven zich snel ontwikkelen.

Larven

De larvenhuidjes zijn meestal tot maximaal enkele decimeters hoogte in de oevervegetatie te vinden. Het uitsluipen vindt plaats van begin juni tot eind september, met een piek van eind juli tot begin september.

Bescherming

In de meeste natuurgebieden gelden ‘huisregels’ die het vangen van libellen zonder vergunning verbieden. Wanneer je serieus onderzoek wilt doen naar het voorkomen van libellensoorten, dan wordt een vergunning meestal wel afgegeven door de desbetreffende terreineigenaar, in ruil voor je waarnemingen.

Bronnen

Sympetrum vulgatum

Taxonomie

RijkAnimalia
StamGeleedpotigen (Arthropoda)
KlasseInsecten (Insecta)
OrdeOdonata (Libellen)
FamilieLibellulidae (Korenbouten)
GeslachtSympetrum (Heidelibellen)
Synoniemen

Kenmerken

Lengte35-40 mm
Spanwijdte50-60 mm
VliegperiodeBegin juni tot half november, met een piek van eind juli tot half september
Grootte larve15-19 mm

Voortplanting

Aantal eitjes
Grootte eitjes
Uitkomen eitjesVoorjaar
Ontwikkeling larven
Vervellingen larven
UitsluipenBegin juni tot eind september

Voorkomen in Nederland

StatusNiet bedreigd
ZeldzaamheidKont algemeen voor
BeschermingHuisregels in natuurgebieden
Steenrode heidelibel
verspreidingskaart Steenrode heidelibel

Verspreiding

NederlandAlgemeen maar schaarser in zeekleigebieden
WereldMondiaal oostelijk tot in Siberië en China voor, maar niet in Afrika
BiotoopvoorkeurAllerlei stilstaande en zwak stromende watertypen, met veel zon

Ontdek meer van Fauna & Flora

Abonneer je om de nieuwste berichten naar je e-mail te laten verzenden.

Scroll naar boven