• Viervlek
  • Viervlek
  • Viervlek
  • Viervlek

Leefgebied van de viervlek

De viervlek komt voor in de gematigde streken van het gehele noordelijk halfrond, dus naast Europa ook in Azië en Noord-Amerika. Zuidelijk komt hij voor tot in Marokko. Hij is schaars in de zuidelijke Balkan en grote delen van Spanje. IJsland is het enige Europese land waarin de viervlek niet is waargenomen.

Nederland

In Nederland komt de viervlek overal algemeen voor.

Habitat

De Viervlek plant zich voort in wateren van uiteenlopende grootte en voedselrijkdom. In Nederland komt de soort vooral voor bij voedselarme vennen en hoogveen, in kleiner aantal in laagveengebieden en de duinen. Hij ontbreekt in stromend water en bij grote en diepe plassen. De viervlek is bij de meeste Nederlandse vennen te vinden, mits niet te voedselrijk. Voortplanting is bijvoorbeeld vastgesteld in alle Overasseltse en Hatertse vennen, behalve in de drie voedselrijkste.

In laagveengebieden vindt voortplanting plaats in de relatief voedselrijke sloten en vaarten.

In laagveenmoerassen vindt voortplanting incidenteel plaats in kleine watertjes in veenmosrietland. Zo werden twintig larvenhuidjes gevonden in een tien centimeter diep poeltje met een oppervlakte van twee vierkante meter.

In de duinen is voortplanting vrijwel beperkt tot (kwel)plasjes, waar de dichtheden hoog kunnen zijn. In de Amsterdamse Waterleidingduinen plant de soort zich ook voort in enkele rijkbegroeide kanalen. Vroeger was de soort veel talrijker in de duinen.

Leefomgeving van de larve

De larven leven voornamelijk tussen grof organisch materiaal op de bodem.

Herkenning

Deze libellen zijn 40 tot 48 mm lang en hebben een vrij breed achterlijf dat taps toeloopt en in een punt eindigt. Mannetjes en vrouwtjes zijn vergelijkbaar getekend.

De achtervleugels hebben een donkere vlek in de basis. De aders in de donkere vlekken zijn opvallend geel. Halverwege de voorranden van de vleugels staat een donker vlekje, dat niet voorkomt bij andere libellensoorten. Sommige exemplaren hebben bij deze vlekjes, en bij de pterostigma’s, een extra donkere veeg in de vleugels.

Het achterlijf is bij jonge dieren overwegend oranje met een contrasterende zwarte punt. De segmentranden hebben gele zomen. Oudere dieren worden donkerbruin met een grijze zweem, de zwarte punt vormt dan geen contrast meer. In het achterlijf zijn vaak opvallende luchtbellen zichtbaar.

De ogen zijn roodbruin en het gezicht is crème, soms bijna wit.

Larve

De larve heeft een lengte van 21-27 mm en heeft ter hoogte van het 6e segment een breedte 7,5 tot 8 mm. Het is een vrij grote korenbout met zwak ontwikkelde rugdoornen die op segment 9 afwezig zijn. Het tast/grijp orgaan (Labiale palp) heeft ondiep ingesneden vrij vlakke tanden. De ogen zijn relatief groot en nauwelijks uitstekend.

De larvenhuidjes zijn weinig variabel van kleur. Afhankelijk van de locatie zijn de huidjes vaak enigszins bedekt met slibdeeltjes en modder.

Voedsel

De larven eten voornamelijk kleine diertjes die op de waterbodem leven, maar ook kleine visjes en kikkervisjes. Wanneer het voedsel schaars is, kan ook kannibalisme voorkomen. De imago’s daarentegen eten voornamelijk muggen, maar er wordt ook op andere vliegende insecten gejaagd.

Weetjes

  • De naam ‘viervlek’ is afgeleid van de extra vlekken op de voorrand van de vleugels.
  • In het begin van de 20e eeuw zijn zwermen beschreven van miljoenen viervlekken die over Nederland trokken. Zulke hoge aantallen worden tegenwoordig niet meer gezien, maar het is nog altijd een wijdverspreide en vaak talrijke soort in het hele land.
  • De viervlek is erg mobiel en in staat grote afstanden af te leggen, waardoor het koloniseren van nieuwe biotopen geen probleem is.

Gedrag

De libellen zijn van eind april tot begin september te zien. Jonge imago’s zijn te vinden in de buurt van het voortplantingswater, bijvoorbeeld in heidegebieden of langs bosranden.

Geslachtsrijpe mannetjes vertonen territoriaal gedrag aan de waterkant. Ze zitten hier op uitkijkposten (bijvoorbeeld een pijpestrootjestengel) en maken korte vluchten waarbij ze andere mannetjes verjagen en vrouwtjes grijpen voor de paring. Eitjes worden door het vrouwtje los in ondiep water afgezet, waarbij ze beschermd wordt door het mannetje. Het mannetje blijft boven haar vliegen en probeert andere mannetjes die willen paren te verjagen.

Op sommige plaatsen en in sommige jaren kan de dichtheid aan viervlekken erg hoog zijn. Uit andere delen van zijn areaal, maar vroeger ook uit Nederland, zijn gevallen bekend van enorme zwermen viervlekken, die miljoenen exemplaren kunnen omvatten.

Mobiliteit

Het is een mobiele en zwerflustige soort, die regelmatig ver van geschikt voortplantingswater wordt waargenomen. Nieuw gecreëerde wateren worden na enkele jaren geschikt en snel gekoloniseerd. Jonge viervlekken vormen soms trekvluchten die uit grote (tientallen) tot extreem grote (miljoenen) dieren bestaan. Dit laatste is al lang niet meer in Noordwest-Europa waargenomen.

Levenscyclus

De viervlek kan zich in één jaar ontwikkelen, maar meestal duurt de levenscyclus twee of drie jaar. De eerste imago’s zijn soms al eind april te zien, maar de meeste verschijnen vanaf de tweede helft van mei. De viervlek is weliswaar een voorzomersoort – de meeste dieren sluipen in mei en juni uit –, maar verse individuen zijn tot begin augustus te vinden. In augustus en september nemen de aantallen snel af. Voortplantingsactiviteit is in bijna de gehele vliegperiode waargenomen.

De paring gebeurt in de vlucht en duurt gewoonlijk enkele seconden, soms meer dan een minuut. Begeleid door het mannetje zet het vrouwtje 2500 tot 3500 eitjes af: ze vliegt laag over het wateroppervlak en slaat herhaaldelijk met de punt van het achterlijf op het water, per keer 20 tot 40 eieren afzettend. Het mannetje vliegt boven haar en probeert indringers te weren. Vooral bij hoge dichtheden slaagt hij daar niet altijd in en vaak paart het vrouwtje dan met verschillende mannetjes na elkaar.

Eitjes

De eitjes worden beschermd door een transparante geleiachtige schaal en zinken naar de bodem van het water of blijven plakken aan onderwatervegetatie die ze per ongeluk tegenkomen. Een ander voordeel van het geleiachtige omhulsel is dat het de ideale voedingsbodem is voor kleine algen die de eitjes camoufleren.

Ze zijn ongeveer bolvormig, ongeveer 0,5 millimeter lang en 0,43 millimeter breed. De kleur is geelachtig tot wit. Naarmate ze zich ontwikkelen, worden ze geel of oranjebruin.

De eitjes komen na enkele weken uit. 

Larven

Afhankelijk van de temperatuur ontwikkelen de embryo’s zich in twee tot zeven weken. Het daaropvolgende larvale stadium is verdeeld in twaalf of meer stadia, het prolarvale stadium niet meegerekend.

De periode tussen twee vervellingen is variabel en wordt langer van vervelling tot vervelling. De larven hebben slechts één tot twee weken nodig om voor de eerste keer te vervellen, maar het interval tussen latere vervellingen is maximaal 72 dagen.

Voor de metamorfose kan de larve ook overwinteren. De ontwikkeltijd van de libel is tussen de twee en drie jaar.

Het uitsluipen gebeurt van eind april tot half juli. Dit gebeurt doorgaans op de oever, soms op enkele meters afstand van het water. De larven klimmen hiervoor bijvoorbeeld op pitrus of pijpenstrootje, maar ook in bomen, struiken en zelfs op weilandpaaltjes, tot enkele meters hoogte. Zelden sluipen ze uit op waterplanten zoals krabbescheer. De larvenhuidjes zijn tot maximaal een meter boven het water oppervlak in de oevervegetatie te vinden. Incidenteel wordt wel eens een exemplaar op enkele meters van het water gevonden.

Predatie

Predatoren zijn o.a. de grotere keizerlibel en de groene zandloopkever.

Bedreiging

De soort staat op de Rode Lijst van de IUCN als niet bedreigd (2010).

Bescherming

Geen gegevens gevonden.

Bronnen

Sympetrum sanguineum

Taxonomie

RijkAnimalia
StamGeleedpotigen (Arthropoda)
KlasseInsecten (Insecta)
OrdeOdonata (Libellen)
FamilieLibellulidae (Korenbouten)
GeslachtLibellula (Korenbouten)
SynoniemenTreklibel

Kenmerken

Lengte40-48 mm
Spanwijdte70-85 mm
VliegperiodeEind april tot begin september
Grootte larve21-27 mm

Voortplanting

Aantal eitjes2500-3500 eitjes
Grootte eitjes0.5 mm
Uitkomen eitjesNa enkele weken
Ontwikkeling larvenOverwinteren twee of drie keer, soms maar een keer
Vervellingen larvenLarvale stadium verdeeld in 12 of meer stadia
UitsluipenEind april tot half juli

Voorkomen in Nederland

StatusOorspronkelijk. Minimaal 10 jaar achtereen voortplanting
ZeldzaamheidZeer algemeen
Bescherming
Viervlek
Verspreidingskaart viervlek

Verspreiding

NederlandOveral algemeen
EuropaSchaars in zuidelijke Balkan en grote delen van Spanje. In  IJsland niet waargenomen
WereldGematigde streken van het gehele noordelijk halfrond
BiotoopvoorkeurWateren van uiteenlopende grootte en voedselrijkdom

Ontdek meer van Fauna & Flora

Abonneer je om de nieuwste berichten naar je e-mail te laten verzenden.

Scroll naar boven