• oostelijke ringslang
  • oostelijke ringslang

Beschrijving van de oostelijke ringslang

Leefgebied

De oostelijke ringslang (Natrix natrix) lijkt sterk op de in Nederland levende inheemse ringslang (Natrix helvetica). Hij komt van nature voor in grote delen van Europa en Azië. Het verspreidingsgebied bestrijkt bijna heel Midden- en Oost-Europa. In Azië loopt het verspreidingsgebied tot Zuid-Siberië en het Midden-Oosten.

In de Alpen wordt de oostelijke ringslang aangetroffen tot op 3060 meter hoogte. De noordelijke rand van het verspreidingsgebied loopt door Zweden, Noorwegen, Finland tot de noordelijke kusten van het Ladogameer en het Onegameer in het Europese deel van Rusland.

Buiten Europa strekt het verspreidingsgebied zich uit tot het Boerjatische deel van Mongolië, ongeveer 200 km ten oosten van het Baikalmeer. De zuidelijke grens loopt door het noordwesten van Mongolië, het noorden van Xinjiang (China), via Kazachstan, Turkmenistan, het noorden van Iran tot Syrië en vermoedelijk het noorden van Libanon.

De ondersoorten van de oostelijke ringslag (Natrix natrix) met hun leefgebied zijn:

OndersoortVerspreidingsgebied
Natrix natrix moreoticaGriekenland.
Natrix natrix natrixNoorwegen, Zweden, Denemarken, Duitsland, Frankrijk (Corsica), Noord-Macedonië, Servië, Albanië, Bulgarije, Griekenland, Nederland, België, Luxemburg, Polen, Tsjechië, Oostenrijk, Zwitserland, Italië, Hongarije, Roemenië, Kroatië, Slovenië, Bosnië en Herzegovina, Montenegro, Cyprus.
Natrix natrix scutataFinland, Rusland (ten oosten van de Dnjepr), westelijke Kaukasus, Oekraïne, Litouwen, Estland, Polen, Wit-Rusland, Turkije, Kazachstan.
Natrix natrix syriacaSyrië, Turkije.
Natrix natrix vulgarisPolen, Duitsland, Oostenrijk, Tsjechië, Hongarije, Slowakije, Roemenië, Bulgarije.

Nederland

Door illegale uitzettingen is de oostelijke ringslang te vinden in Zuid-Holland en Zuid-Limburg.

Habitat en biotoop

De oostelijke ringslang heeft een voorkeur voor waterrijke habitats. Hij leeft dan ook vaak in de buurt van water zoals meren, rivieren, moerassen en vijvers. Ze jagen daar langs de oevers of in het water op prooidieren.

Ze worden ook vaak aangetroffen op zandgronden en op de overgangen van zand naar veen- en kleigebieden. In veengebieden gebruiken ze drooggevallen horsten van bijvoorbeeld zeggen of russen en dichte lagen organisch materiaal met broei voor de eiafzet.

Herkenning

Mannetjes worden gemiddeld 75 cm lang, terwijl vrouwtjes met een lengte van 85 tot 152 cm aanzienlijk langer worden, hoewel meestal niet langer dan 110 cm.

De oostelijke ringslang is grijs tot zwart van kleur en heeft een ronde pupil, gladde en glanzende gekielde schubben en twee duidelijke gele en zwarte vlekken achter de kop wat de naam ringslang verklaart. Er zitten vaak vier tot zes rijen kleine zwarte vlekken op de meestal grijze, soms bruinachtige of groenachtige bovenkant.

Donkerdere kleuren komen meer voor in koudere streken, vermoedelijk vanwege de thermische voordelen van een donkere kleur.

De onderkant is witachtig met onregelmatige zwarte blokken, die handig zijn bij het herkennen van individuen.

Voedsel

De oostelijke ringslang eet voornamelijk amfibieën zoals kikkers en soms kleine gewervelde dieren.

Weetjes

  • Oostelijke ringslangen zonnen vaak op dijkjes in de buurt van water waar ze voornamelijk jagen op amfibieën en soms op andere gewervelde dieren, waaronder vissen.
  • De soort is aangetroffen van zeeniveau tot op een hoogte van ongeveer 3060 meter.
  • De oostelijke ringslang kan in het wild een leeftijd van ongeveer 15 tot 20 jaar bereiken, afhankelijk van de omstandigheden en de beschikbaarheid van voedsel.
  • Deze slang is ongevaarlijk voor mensen en gebruikt geen gif om zijn prooi te vangen, in plaats daarvan pakt hij prooien vast met zijn bek en slikt ze door.

Gedrag

Oostelijke ringslangen leven meestal solitair en zijn over het algemeen niet sociaal. Ze brengen het grootste deel van hun leven alleen door, behalve tijdens de paartijd. In deze periode zoeken ze elkaar op om te paren, waarna ze weer hun eigen weg gaan.

Het zijn dagdieren die hun lichaamstemperatuur reguleren door geschikte gebieden op te zoeken, zoals zonnige en schaduwrijke plaatsen of water. Ze kunnen gericht hun lichaamsoppervlak vergroten (uitstrekken tijdens het zonnebaden) of verkleinen (oprollen in een koele omgeving) om zo de warmte-uitwisseling met de omgeving te beïnvloeden.

Structuurrijke habitats met verschillende temperaturen, zijn belangrijk voor effectieve thermoregulatie. Tijdens ongunstige weersomstandigheden, zoals tijdens de middaghitte of in de winter, zoeken ze beschutte plekken op.

Als winterverblijf dienen holen van kleine zoogdieren, holtes in de grond, rotsen of bomen, maar ook gaten in metselwerk, hopen organisch materiaal zoals compost, mest, stro, of stenen. In de slaapplaats wisselen de slangen soms tussen grondlagen van verschillende diepte en reageren zo op veranderingen in de buitentemperatuur.

In Midden-Europa eindigt de overwintering meestal in maart of april. Na een fase van intensief zonnen begint de paartijd rond eind april en heeft de voorjaarsvervelling vaak al plaatsgevonden. De eieren worden in de zomer gelegd en komen uit van eind juli tot de herfst.

Voortplanting

Als de lente nadert, komen de mannetjes als eerste tevoorschijn en brengen ze een groot deel van de dag door met zonnebaden in een poging de lichaamstemperatuur en daarmee de stofwisseling te verhogen. Dit kan een tactiek zijn om de spermaproductie te maximaliseren, aangezien de mannetjes met de vrouwtjes paren zodra ze tevoorschijn komen als de omgevingstemperaturen gunstig zijn.

Eitjes

De oostelijke ringslang heeft meestal één legsel per jaar. Een vrouwtje kan tussen de 20 en 30 eieren per legsel afzetten die vaak in composthopen of andere warme, vochtige plekken worden gelegd, waar de warmte van het rottende materiaal helpt bij het uitbroeden.

De 2-3 cm grote, leerachtige eieren worden in juni en juli gelegd en komen na ongeveer 10 weken uit. Om te overleven en uit te komen, hebben de eieren een temperatuur van ten minste 21 °C nodig, maar bij voorkeur 28 °C, met een hoge luchtvochtigheid.

Juvenielen

De jongen zijn ongeveer 15-20 centimeter lang wanneer ze uitkomen en zijn onmiddellijk onafhankelijk. Afhankelijk van de omgeving en de beschikbaarheid van voedsel zijn ze meestal op een leeftijd van ongeveer 3 tot 4 jaar geslachtsrijp.

Predatie

Predatoren van de oostelijke ringslang zijn roofvogels en rovende zoogdieren.

Bedreiging

De oostelijke ringslang heeft op de Rode lijst van de IUCN is de beschermingsstatus “niet bedreigd”.

Bronnen

Natrix natrix

Taxonomie

RijkAnimalia
StamChordata
KlasseReptilia (Reptielen)
OrdeSquamata (Schubreptielen)
FamilieColubridae (Toornslangachtigen)

Kenmerken

Grootte♂: 75 cm; ♀ 110 cm
KleurDonker groen, bruin, grijs, zwart
Gewicht150-200 gram
Groep/solitairSolitair
VoedingAmfibieën en soms kleine gewervelde dieren

Voortplanting

BroedintervalJaarlijks
PaartijdVoorjaar
Aantal legselsEén legsel per jaar
Aantal eieren20-30 eieren
Plaats eierenComposthopen of andere warme, vochtige plekken
Grootte eieren2-3 cm
Incubatietijd10 weken
Geboortelengte15-20 cm
Geslachtsrijp3-4 jaar
Levensduur15-20 jaar

Voorkomen in Nederland

StatusExoot
ZeldzaamheidVrij zeldzaam
BeschermingNiet-bedreigd

Verspreiding

NederlandZuid-Holland en Zuid-Limburg
WereldEuropa en Azië
BiotoopvoorkeurWaterrijke habitats
verspreidingskaart oostelijke ringslang

Verspreidingskaart oostelijke ringslang

Voorkomen wereldwijd

Leefgebied oostelijke ringslang
Author: Osado, License: Public domain


Ontdek meer van Fauna & Flora

Abonneer je om de nieuwste berichten naar je e-mail te laten verzenden.

Scroll naar boven