Kolibrievlinder

  • kolibrievlinder
  • kolibrievlinder
  • kolibrievlinder

Leefgebied van de kolibrievlinder

Mondiaal

Het verspreidingsgebied van de kolibrievlinder omvat het noordelijk deel van de Oude Wereld, van Portugal tot Japan. Hij plant zich voornamelijk voort in warmere klimaten zoals Zuid-Europa, Noord-Afrika en gebieden in het oosten.

Tijdens de zomer breidt de kolibrievlinder zijn leefgebied uit naar het noorden van Europa en Rusland. Het is een sterke vlieger en kan zich wijd verspreiden.

In de noordelijke gebieden, ten noorden van de Alpen en de Kaukasus, overleeft de kolibrievlinder de winter zelden. Wel wordt er steeds meer bewijs gevonden dat door de stijgende temperaturen sommige individuen in mildere winters in bijvoorbeeld de Britse Eilanden kunnen overleven en mogelijk zelfs resident worden.

In de zuidelijke delen van het verspreidingsgebied kan de kolibrievlinder het hele jaar door actief zijn, met soms wel drie of vier generaties per jaar.

Nederland en België

De kolibrievlinder komt in Nederland zeer algemeen voor. Het is een trekvlinder die ’s zomers in wisselende aantallen per jaar in het hele land kan worden waargenomen.

In België komt deze vlinder algemeen voor. Ook hier kan de kolibrievlinder in wisselende aantallen wordt gezien en is hier soms talrijk aanwezig.

Habitat en biotoop

De kolibrievlinder is vaak zien in tuinen, parken, weilanden, bosranden en bij struiken, waar de planten groeien waar ze graag nectar van drinken, zoals honingklaver en rode valeriaan.

Herkenning

Vlinder

De kolibrievlinder heeft in het westelijke verspreidingsgebied een vleugelspanwijdte van 36 tot 50 millimeter bij een gewicht van ongeveer 0,3 gram. In het oostelijke verspreidingsgebied wordt hij groter en bereikt daar een spanwijdte van 40 tot 76 millimeter.

Het gedrongen lichaam is vooral op het borststuk behaard en heeft aan de bovenzijde ongeveer dezelfde grijsbruine kleur als de bovenzijden van de voorvleugels. Alleen aan het einde van het achterlijf wordt de kleur donkerder. Daar draagt hij een bruinzwart, tweedelig vermeend haarpluimpje. In werkelijkheid gaat het echter om verlengde schubben waarmee de kolibrievlinder uitstekend kan sturen bij het navigeren bij bloemen. De onderzijde van de kop en het borststuk is lichtgrijs.

Aan de zijkanten van het lichaam bevinden zich meerdere wittige haarpluimpjes die, vooral van onderen gezien, afsteken tegen de donkergrijs en bruin gekleurde onderzijde van het achterlijf.

De bovenzijden van de voorvleugels zijn grijsbruin en voorzien zijn van twee onopvallende, smalle, golvende, donkerbruine banden. Deze lopen ongeveer ter hoogte van het derde deel van de vleugel. De verder naar buiten gelegen band eindigt ongeveer in het midden van de vleugel. De onderzijde van de voorvleugel is volledig bruinoranje.

De duidelijk kleinere achtervleugels zijn oranjebruin en hebben een zwartachtige rand aan de buitenkant. De onderzijde ervan heeft een vergelijkbare kleur als de bovenzijde. Langs de vleugelaanzet aan de gehele binnenkant is deze echter gelig. Bij de kolibrievlinder komen zelden komen lichte of donkere kleurvarianten voor.

Zoals bijna alle pijlstaarten heeft ook de kolibrievlinder een lange roltong met een lengte van 25 tot 28 millimeter. De naar het einde toe continu breder wordende, knotsvormige, fijn in ringen geschubde antenne is eveneens typerend voor veel soorten van de familie.

De facetogen zijn licht, maar hebben een donker centrum en soms ook andere donkere gebieden. Het donkere midden wekt de schijn van een pupil: een “pseudopupil”, zoals die bij veel samengestelde ogen van levende dieren kan worden waargenomen, soms zelfs in meervoud.

Rups

De rupsen worden 45 tot 50 millimeter lang en hebben een variabele kleur. De basiskleur is meestal groen. Er zijn echter ook bruine, roodbruine of grijsviolette exemplaren. Het kopschild heeft daarbij telkens dezelfde kleur als de rest van het lichaam.

Het lichaam van de rupsen is overal fijn geelachtig-wit gestippeld. Ze hebben aan de zijkanten twee lengtelijnen, een witte ongeveer in het midden van het lichaam en een gele onder de bruine stigmata (ademopeningen). Naar boven hebben beide lijnen een donkere rand. De bovenste lijn eindigt kort voor de punt van de staartstekel, een spitse stekel aan het achterlijfseinde die kenmerkend is voor vrijwel alle pijlstaartrupsen.De staartstekel is bij jonge rupsen roodviolet, later is hij blauwachtig tot blauwgrijs, heeft een gele tot oranje punt en is licht donker gestippeld.

De borstpoten zijn bruin, de buikpoten hebben een roze basis, waarop een licht en een zwart gebied volgen.

Voedsel

De kolibrievlinder bezoekt diverse nectarplanten, waaronder klaver, flox, sering, fuchsia, jasmijn, slangenkruid, primula, luzerne, vlinderstruik, geranium, tabak, viooltje, verbena en andoorn. Onder deze planten bevinden zich zowel landbouwgewassen als tuin- en balkonplanten.

Waardplanten

De waardplanten zijn vooral walstrosoorten waaronder kleefkruid maar ook meekrap.

Weetjes

  • De kolibrievlinder slaat 70 tot 90 keer per seconde met zijn vleugels, wat hem een van de snelste vliegers onder de vlinders maakt.
  • Net als een echte kolibrie kan deze vlinder stilhangen voor een bloem, maar ook achteruit vliegen als dat nodig is.
  • Hoewel hij meestal naar warmere gebieden trekt, zijn er overwinterende exemplaren in Nederland waargenomen.

Gedrag

De kolibrievlinder verbruikt door zijn vlieggedrag enorm veel energie en heeft dagelijks ongeveer 0,5 ml nectar nodig. Om dit te verzamelen bezoekt hij razendsnel veel bloemen, tot wel 100 per minuut. Dagelijks kan dit neerkomen op 1300 tot 5000 bloemen afhankelijk van de nectar.

Hij vliegt efficiënt door korte afstanden tussen bloemen van dezelfde plant af te leggen en gaat daarna naar andere planten van dezelfde soort. Hij is niet kieskeurig en bezoekt veel verschillende bloemsoorten, waardoor hij het hele jaar door nectar kan vinden. Wel heeft hij een voorkeur voor nectarrijke bloemen met lange, smalle kelken, waar minder concurrentie is.

Labonderzoek toont een genetische voorkeur voor blauwe bloemen, soms ook violet en geel. In de natuur leren ze echter snel waar nectar te vinden is en passen hun voorkeur aan op basis van ervaring.

Experimenten tonen aan dat ze kunnen leren en hun voorkeur voor bloemkleuren kunnen veranderen op basis van de beschikbaarheid van nectar. Hun leervermogen is beter dan dat van andere vlinders, maar minder goed dan dat van honingbijen. Dit aanpassingsvermogen is belangrijk omdat ze tijdens hun ongeveer vier maanden durende leven grote afstanden over verschillende klimaatzones afleggen.

In het begin geven ze de voorkeur aan bloemen van ongeveer 30 mm doorsnede, maar door ervaring bezoeken ze al snel bloemen met een diameter tussen 3 en 50 mm.

Mobiliteit

De kolibrievlinder is een zeer mobiele trekvlinder die in wisselende aantallen per jaar in Nederland en andere delen van Europa wordt waargenomen. Deze vlinder staat bekend om zijn snelle en wendbare vlucht, waarbij hij stil kan hangen voor bloemen terwijl hij nectar opzuigt met zijn lange roltong. Hij vliegt overdag, vooral bij zonnig weer, maar kan ook actief zijn bij bewolking, lichte regen of zelfs in de schemering.

Zijn mobiliteit stelt hem in staat om grote afstanden af te leggen, en hij wordt zelfs waargenomen tot bij de poolcirkel. Dit maakt hem een fascinerende soort die zich goed kan aanpassen aan verschillende omstandigheden en habitats.

Vliegtijd

De vliegtijd van de kolibrievlinder loopt van februari tot november. De meeste waarnemingen worden gedaan in augustus en september, maar in recente jaren zijn er ook exemplaren gespot in het vroege voorjaar en zijn er zelfs overwinterende kolibrievlinders gezien.

Levenscyclus

Vlinder

De kolibrievlinder kan wee of meer broedsels per jaar voortbrengen. In het zuiden van het verspreidingsgebied kunnen dit er drie of vier zijn. Hij overwintert als een volwassen vlinder in een spleet tussen rotsen, bomen en gebouwen. Op zeer warme dagen kan hij in de winter tevoorschijn komen om te eten.

Eitjes

De eitjes zijn bijna kogelvormig, 0,84 x 0,95 mm, en hebben een glanzend heldergroene kleur. Ze doen op het eerste gezicht denken aan ongeopende knoppen van de waardplanten. Na zes tot acht dagen komen de rupsen uit.

Rups

De rupsen zijn aanvankelijk twee tot drie millimeter lang en licht doorzichtig, geelachtig gekleurd. Meteen na het uitkomen beginnen de rupsen te eten. Ze doen dit eerst verborgen, later openlijk zittend aan de top van de plant. Ze hebben geen voorkeur voor bepaalde vreetmomenten, maar eten zowel ’s nachts als overdag.

Al snel zijn ze klaar voor de eerste vervelling. Om te rusten en te vervellen trekken de dieren zich terug tussen samengesponnen takjes van de waardplant. Pas na de eerste vervelling hebben ze de bovenbeschreven kleur. Deze behouden ze tot kort voor de verpopping, waarna ze roodbruin-violet verkleuren.

Onder optimale omstandigheden is de rups na ongeveer 20 dagen volgroeid en klaar voor de verpopping.

Pop

De verpopping vindt plaats hangend aan de onderste delen van de waardplant of op de grond tussen plantendelen in een zeer los spinsel. De daarin bevindende pop is ongeveer 30 tot 35 millimeter lang en licht doorzichtig, waardoor men de volwassen vlinder kan zien voordat hij uitkomt.

De pop is licht okerkleurig en heeft overal donkerbruine spikkels. Het gebied tussen de achterlijfssegmenten is licht roodbruin gekleurd. De stigmata zijn als donkere punten aan de zijkant te herkennen. De roltong en de antennes zijn duidelijk zichtbaar in de buitenlaag van de pop geïntegreerd. De roltong vormt aan de kopzijde een gebogen uitstulping, is zwart gekleurd en loopt ontrold langs de buikzijde van de pop. Ook de ogen zijn goed herkenbaar. Het achterlijfseinde loopt spits toe en eindigt met twee zeer dicht bij elkaar staande stekels. Het popstadium duurt ongeveer drie weken.

Bedreiging

De kolibrievlinder wordt niet beschouwd als een bedreigde soort. Toch zijn er enkele factoren die de populatie kunnen beïnvloeden zoals klimaatverandering, habitatverlies en het gebruik van pesticiden. Gelukkig is de kolibrievlinder flexibel en kan hij zich goed aanpassen aan verschillende omstandigheden.

Bescherming

De kolibrievlinder is een zeer algemene trekvlinder en wordt niet als bedreigd beschouwd. Daardoor valt hij niet onder specifieke wettelijke bescherming zoals sommige andere kwetsbare soorten dat wel doen.

Wel is er in Nederland een algemene zorgplicht voor flora en fauna, wat betekent dat iedereen moet voorkomen dat dieren en planten onnodig worden geschaad. Dit geldt ook voor de kolibrievlinder en zijn leefomgeving.

Bronnen

Macroglossum stellatarum

Taxonomie

RijkAnimalia
StamGeleedpotigen (Arthropoda)
KlasseInsecten (Insecta)
OrdeVlinders (Lepidoptera)
FamilieSphingidae (Pijlstaarten)
GeslachtMacroglossum
SynoniemenMeekrapvlinder, onrust, onrustvlinder

Kenmerken

Voorvleugellengte 20-40 mm
Spanwijdte 36-76 mm
WaardplantenWalstrosoorten
VliegperiodeFebruari tot november
Grootte rups45-50 mm

Voortplanting

Aantal eitjes200
Uitkomen eitjes6-8 dagen
Rupsen3 weken
Popfase3 weken

Voorkomen in Nederland

StatusIncidenteel
ZeldzaamheidZeer algemeen
Bescherming
verspreidingskaart kolibrievlinder
Verspreidingskaart kolibrievlinder

Verspreiding

NederlandHele land
WereldVan Portugal tot Japan
BiotoopvoorkeurVrijwel alle biotopen, ook tuinen.


Ontdek meer van Fauna & Flora

Abonneer je om de nieuwste berichten naar je e-mail te laten verzenden.

Scroll naar boven