Beschrijving van boerenwormkruid
Stengels
De stijf rechtopstaande, donkergroene tot donkerbruine stengel is vezelig, taai en alleen in de bloeiwijze vertakt. De hoge kantige holle stengel kan 60-120 cm lang worden. Verder is deze weinig behaard en sterk geurend. De plant vormt forse pollen.
Bladeren
De donkergroene, 5 – 25 cm grote bladeren zijn veerspletig tot veerdelig met lancetvormige, grof gezaagde slippen. De bovenste bladeren zijn niet gesteeld. De bladeren zijn bezet met klierharen. Deze klierharen zijn verantwoordelijk voor de wat onaangename kamferachtige geur, die bij aanraking verspreid wordt.
Bloemen
De plant bloeit met platte schermachtige pluimen of tuilen die uit tientallen individuele bloemhoofdjes (Ø 7-12 mm) bestaan. De buisbloempjes staan in schijnschermen zeer dicht opeen en geven het scherm de stevigheid als van een kussentje.
De plant is polygaam (bloemen met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen en bloemen met alleen mannelijke of alleen vrouwelijke geslachtsorganen). Er zijn geen lintbloemen, maar soms vertonen de buitenste vrouwelijke bloemen zeer korte drietandige linten. De bloembodem is hol. Het omwindselblad is lichtgroen, vliezig gerand en kaal.
De hoofdbloei valt in de periode juni tot en met augustus en de nabloei kan tot aan de herfst aanhouden.
Vruchten
De vrucht is een 2 mm lang eenzadige dopvrucht of nootje. De zaden zijn zeer kortlevend (korter dan één jaar). Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
Weetjes
- Boerenwormkruid werd gebruikt voor het conserveren van lichamen.
- Omdat de olie die uit de plant kan worden gewonnen in principe giftig is, is het in de Verenigde Staten verboden om de plant te verkopen.
- Boerenwormkruid wordt tot de kompasplanten gerekend, omdat de bladeren in het volle zonlicht zich precies plat op het zuiden richten.
- De etherische oliën uit de plant, zoals triticine, irisine en graminine, worden gebruikt in de receptuur voor insectenverdrijvende middelen. Om het huis vlo- en motvrij te houden werd het veel in huis gestrooid.
- In kleine hoeveelheden wordt boerenwormkruid vermengd in groenkoeken of ovenkoeken en gebruikt om de smaak van eieren te verbeteren.
- De plant wordt gerekend tot de zogenaamde afweerkruiden. Het zou afweer bieden tegen hekserij, spoken en onweer.
Ecologie
Bodem
Zonnige, zelden licht beschaduwde plaatsen op droge tot vaak vochtige, matig voedselrijke tot zeer voedselrijke, zwak zure grond (van grof zand tot rivierklei, ook op stenige plaatsen en maar weinig op veen en zeeklei). Boerenwormkruid komt ook langs waterkanten.
Groeiplaats
Omgewerkte grond, akkers (akkerranden), bermen, langs spoorwegen (spoordijken en spoorwegterreinen), dijken (rivierdijken), humeuze ruigten, braakliggende grond, haventerreinen, industrieterreinen, langs kanalen, tussen straatstenen, tegen muren, bossen (loofbossen op rivier- en beekoeverwallen), waterkanten (aanspoelselgordels in uiterwaarden en op rivierkribben) en wanden van afgravingen.
Etymologie
Vroeger werd de plant gebruikt als middel tegen wormen bij mensen en vee, vandaar de Nederlandse naam. De botanische naam Tanacetum is vermoedelijk afgeleid van het Oud-Griekse woord athanasia(onsterfelijk). Het heeft deze naam waarschijnlijk te danken aan het feit dat de bloemen niet gemakkelijk verwelken en lang hun gele kleur behouden, maar het kan ook duiden op een soort levensdrank die ervan gemaakt werd.Vulgare betekent gewoon of algemeen voorkomend.
Bronnen
- Verspreidingsatlas planten. 20 november 2021, https://www.verspreidingsatlas.nl/1260
- Boerenwormkruid Tanacetum vulgare. Nederlands Soortenregister, www.nederlandsesoorten.nl. Geraadpleegd op 12 november 2021
Tanacetum vulgare | |
Taxonomie | |
---|---|
Rijk | Planten (Plantae) |
Onderrijk | Landplanten (Embryophyta) |
Stam | Vaatplanten (Tracheophyta) |
Klasse | Zaadplanten (Spermatofyta) |
Orde | Asterales |
Familie | Composietenfamilie (Asteraceae) |
Geslacht | Wormkruid (Tanacetum) |
Groep | Tweezaadlobbigen (Bloemplanten) |
Synoniemen | Reinvaren, wormkruid en wormzaad |
Herkenning | |
Hoogte | 60 – 120 cm |
Bloemkleur | Geel |
Type vrucht | Eenzadige dopvrucht of nootje. |
Kleur vrucht | Onopvallend |
Geslachtsverdeling | Polygaam |
Voorkomen in Nederland | |
Status | Niet bedreigd |
Trend sinds 1950 | Onveranderd of toegenomen |
Zeldzaamheid | Algemene soort |
Indigeniteit | Oorspronkelijk inheems |
Verspreiding | |
Nederland | Zeer algemeen, maar iets minder algemeen in het noordelijk zeekleigebied. |
Wereld | Komt Oorspronkelijk uit Europa en Azië. Nu in alle gematigde en koudere streken op het noordelijk halfrond en plaatselijk in Australië, Nieuw-Zeeland en Zuid-Amerika. |
Ecologie | |
Biotoopvoorkeur | Humeuze ruigten |
Levensduur | Overblijvend |
Worteldiepte | |
Bloeitijd | Juli – augustus, nabloei tot aan de herfst. |
Ontdek meer van Fauna & Flora
Abonneer je om de nieuwste berichten naar je e-mail te laten verzenden.