Leefgebied
De vuurwants komt voor in grote delen van het Palearctisch gebied. Ze leven in het Middellandse Zeegebied, zuidelijk tot Noord-Afrika, maar niet ten zuiden de Sahara en ook niet op de Canarische Eilanden. Het verspreidingsgebied strekt zich oostwaarts uit tot Centraal-Azië, van West-Siberië, tot Noord-China en Pakistan.
De soort heeft zich de afgelopen decennia snel noordwaarts verspreid. Ze komen niet voor in het noorden van de Britse eilanden en Scandinavië. De soort leeft in de Alpen tot op een hoogte van ongeveer 1000 meter.
In Nederland en België zijn vuurwantsen steeds algemener is geworden.
Biotoop
De vuurwants komt binnen zijn areaal in de Lage Landen vooral voor op de lindeboom. Zowel aan de voet van de boom als op de stam kan de wants soms in grote groepen worden aangetroffen. Vooral na een zachte winter kunnen de aantallen zo groot zijn dat delen van de stam geheel rood worden gekleurd. Aan de boom zelf wordt geen directe schade toegebracht, alleen afgevallen zaden en bladeren worden gegeten.
Herkenning
De vuurwants heeft altijd een zwarte en ongevlekte kop. Aan de zijkanten zijn de roodpaarse ogen gelegen.
Het halsschild is roodomrand maar zwart in het midden. Het halsschild en de zwarte vlek zijn rechthoekig van vorm. Achter het halsschild is het schildje gelegen, dat zichtbaar is als een klein, driehoekig plaatje waarachter de voorvleugels gelegen zijn. Het schildje is zwart van kleur maar omdat ook het achterste deel van de vleugel een zwarte zoom heeft, en tegen het halsschild aanligt, maakt het halsschild deel uit van een grotere zwarte driehoek.
De voorvleugels bestaan bij wantsen zoals de vuurwants uit verschillende delen, het achterste deel wordt de clavus genoemd en heeft dus een zwarte kleur, het middelste deel heet het corium en het buitenste deel wordt met embolium aangeduid. Zowel het corium als het embolium zijn vuurrood van kleur maar hebben op het midden een kleine zwarte vlek aan de voorzijde en een duidelijk grotere vlek aan de achterzijde.
De achterlijfssegmenten steken bij de vuurwants aan weerszijden uit, wat veroorzaakt wordt door de laterotergieten. Dit zijn rugplaten die aan de buitenzijde van de eigenlijke rugplaten of tergieten zijn gelegen.
Voedsel
De dieren leven op de grond, maar klimmen af en toe omhoog in de kruidenlaag of op boomstammen. Ze leven voornamelijk van sappen uit bladeren of zaden van planten die met de zuigsnuit of rostrum worden leeggezogen. Ook worden wel wondsappen opgenomen uit de boomschors, waardoor soms grote aantallen vuurwantsen op de boombast zijn te zien.
De belangrijkste voedselbron van de soort in Europa zijn zaden van lindesoorten. Ze zijn ook te vinden op de zaden van planten van de kaasjeskruidfamilie zoals stokroos, hibiscus, heemst en kaasjeskruid, die in grote delen van het verspreidingsgebied hun hoofdvoedsel zijn. Een andere voedselbron vormen de zaden van de robinia die tot de vlinderbloemenfamilie hoort.
De vuurwants zuigt voornamelijk plantensappen op, maar vult het menu aan met het leegzuigen van dode insecten en soms wordt actief op andere insecten gejaagd. Ook soortgenoten worden hierbij niet ontzien.
Weetjes
- Een van de uit de vuurwants afgescheiden verbindingen biedt mogelijk een toepassing in de geneeskunde. De stof pyrrhocorine kan mogelijk worden ingezet als antibioticum en zou zelfs een oplossing kunnen bieden tegen de beruchte bacterie Staphylococcus aureus, en dan vooral de multiresistente variant, MRSA.
- Meestal kunnen wantsen niet vliegen omdat de vleugels sterk verkort zijn.
Gedrag
De soort manifesteert zich gewoonlijk in een generatie per jaar, de volwassen dieren overwinteren. In warme gebieden of in warmere jaren is er een tweede generatie. Hiervan kunnen ook de nimfen de winter doorkomen. Het insect kan vooral in maart-mei en juli-oktober worden aangetroffen.
Alleen volwassen exemplaren overwinteren waarbij ze meestal in grote groepen ondergronds of onder stenen en bladeren schuilen. Er is enige tolerantie voor bevriezing hoewel dit afhankelijk is van de geografische locatie.
Voortplanting
De vuurwants kent twee generaties per jaar, ze komen rond mei uit hun winterkwartier en zoeken elkaar op voor de paring. Wat vooral opvalt aan de paring is de duur, de vuurwants kent een zeer lange paring.
Uit onderzoek blijkt dat de mannetjes een dergelijke lange paring gebruiken om te voorkomen dat vrouwtjes met andere mannetjes paren. Omdat de vuurwants vaak in groepen leeft, is de concurrentie tussen de mannetjes groter dan bij andere insecten.
In de zomer worden de eitjes afgezet en in kleine tunneltjes gelegd. Na enige tijd komen de juveniele wantsen of nimfen tevoorschijn. Deze zijn altijd vleugelloos en missen daardoor de voor de wants kenmerkende zwarte stippen op de vleugels.
De nimfen doorlopen vijf stadia, ieder stadium wordt een nimfstadium genoemd en wordt afgewisseld door een vervelling. Na iedere vervelling wordt de nimf groter en bij de laatste stadia zijn de vleugelstompjes goed te zien als donker gekleurde flapjes. Aan het eind van de zomer, rond september, is de tweede generatie nimfen volgroeid.
Predatie
De vuurwants gebruikt de plantensappen die worden opgezogen als chemische afweer tegen vijanden zoals vogels. Uit studies naar de verschillende verbindingen die de wants afscheidt blijkt dat de afweerstof bestaat uit tientallen verschillende stoffen, behorende tot diverse chemische groepen. Uit de nimfen van de wants werden 40 verschillende stoffen aangetroffen, uit de volwassen wants zijn 35 verschillende verbindingen geïsoleerd.
De vuurwants wordt ook belaagd door parasieten, zoals mijten.
Bedreiging en bescherming
Geen gegevens gevonden
Bronnen
- Vuurwants. (2022, oktober 21). Wikipedia, de vrije encyclopedie. Opgehaald 12:52, mei 18, 2023 van https://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Vuurwants&oldid=63166026.
- EIS Verspreidingsatlas Insecten, 18 mei 2023, https://www.verspreidingsatlas.nl/9900202
- Vuurwants Pyrrhocoris apterus, Nederlands Soortenregister, www.nederlandsesoorten.nl. Geraadpleegd op 18 mei 2023
- Seite „Gemeine Feuerwanze“. In: Wikipedia – Die freie Enzyklopädie. Bearbeitungsstand: 21. April 2023, 21:02 UTC. URL: https://de.wikipedia.org/w/index.php?title=Gemeine_Feuerwanze&oldid=233047635 (Abgerufen: 18. Mai 2023, 13:21 UTC)
Pyrrhocoris apterus | |
Taxonomie | |
---|---|
Rijk | Animalia |
Stam | Arthropoda (Geleedpotigen) |
Klasse | Insecta (Insecten) |
Orde | Hemiptera (Halfvleugeligen) |
Familie | Pyrrhocoridae (Vuurwantsen) |
Geslacht | Pyrrhocoris |
Kenmerken | |
Grootte | 6.5-12 mm |
Vleugellengte | |
Voeding | Sappen uit bladeren of zaden, andere insecten en soortgenoten |
Waarneem periode | Maart-mei en juli-oktober |
Voortplanting | |
Paartijd | Mei |
Uitkomen eitjes | Zomer |
Nimfstadium | Vijf stadia. Tweede generatie volgroeit in september |
Voorkomen in Nederland | |
Status | Oorspronkelijk. Minimaal 10 jaar achtereen voortplanting. |
Zeldzaamheid | In Nederland en België steeds algemener |
Bescherming | Geen gegevens gevonden |
Verspreiding | |
Nederland | In Nederland en België steeds algemener |
Wereld | Grote delen van het Palearctisch gebied |
Biotoopvoorkeur | Vooral voor op de lindeboom |
Ontdek meer van Fauna & Flora
Abonneer je om de nieuwste berichten naar je e-mail te laten verzenden.