Leefgebied van de vuurjuffer
De vuurjuffer soort komt voornamelijk in Europa voor met daarnaast enkele populaties in Noord-Afrika (Marokko) en West-Azië. In Europa komt hij in alle landen voor, maar in Scandinavia alleen in de zuidelijk helft, langs de Noorse kust ook noordelijker.
Nederland
In Nederland kan hij overal worden aangetroffen. In enkele regio’s is de soort duidelijk schaarser dan in de rest van het land zoals in Noord-Holland (uitgezonderd de duinen), Zuid-Holland, Zeeland, de Betuwe, Groningen, Noordwest-Friesland en de Wadden. Het zwaartepunt van de verspreiding op de hoge zandgronden, in laagveengebieden en in de duinen van Noord-Holland.
Habitat
De habitat bestaat uit allerlei stilstaande en zwak stromende watertypen met rijke oevervegetatie en drijfbladplanten. De soort is talrijk in laagveen, vennen en tuinvijvers. Vaak ligt het water beschut en deels in de schaduw.
Biotoop
Deze soort komt in Nederland voor in een scala aan wateren die een enigszins beschutte ligging en een rijke watervegetatie gemeen hebben. Zo komt de soort voor in laagveenmoerassen, vijvers, leemplassen, traagstromende beken, vennen en hoogveenrestanten. Een gevarieerde onderwater- en drijfbladvegetatie is onmisbaar voor de soort. Er bestaat een lichte voorkeur voor wateren die beschaduwd worden door bomen of struiken. Mogelijk speelt de afwezigheid van beschutting een rol bij het niet voorkomen van deze soort aan de kust.
Herkenning
Een imago van de vuurjuffer is 33-36 mm lang. Het is een vrij grote juffer. Het achterlijf is rood, met een zwarte tekening. De ogen zijn donkerrood met twee zwarte lijnen. De poten zijn zwart. Het borststuk is overwegend zwart, maar aan onderkant geel. De schouderstrepen zijn eerst geel, maar later rood. De vuurjuffer heeft geen achteroogsvlekken. De pterostigma’s zijn donkergrijs tot zwart. De zwarte delen van het achterlijf en het borststuk kunnen een koperkleurige glans hebben.
Het mannetje heeft op de achterlijfsegmenten 7 tot en met 10 met zwarte vlakken (bovenaanzicht), en is verder rood.
Volwassen vrouwtjes komen voor in drie kleurvormen voor. Van meest rood naar meest zwart zijn dit:fulvipes, typica en melanotum. Ze hebben echter allemaal gele banden rond de buiksegmenten. Er bestaan ook enkele tussenvormen.
- De kleurvorm fulvipes lijkt op het mannetje, maar ze heeft zwarte vlakjes in de tophelft van segmenten 5 en 6. Verder loopt er een dunne zwarte lijn over het midden van het achterlijf.
- De kleurvorm typica is iets donkerder. Segment 6 is van boven geheel donker, de segmenten 2, 3, 4 en 5 hebben zwarte vlakjes in de tophelft. Ook hier is de zwarte lijn aanwezig.
- De kleurvorm melanotum is geheel donker, soms met nog enige rode kleur aan de zijkanten van de achterlijfsegmenten. De schouderstrepen van deze vorm worden niet rood, maar blijven geel.
Larve
De larven hebben een lengte van 17-21 mm. De achterlijf aanhangsels (procten) zijn 4-6 mm. De larven zijn vrij klein, het occiput is gehoekt en met een duidelijke bocht naar de ogen toe. Onder vergroting is te zien dat het prementum meestal meer dan twee grote borstelharen heeft. De achterranden van de segment 8 en 9 hebben geen borstelharen. De procten zijn variabel in tekening.
Voedsel
Als libellen nog niet geslachtsrijp zijn eten ze vliegen, muggen, vlinders en andere libellen die kleiner zijn dan zijzelf. Ze zijn dan vaak op beschutte zonnige plekken aan te treffen waar veel insecten zijn.
Weetjes
- De vuurjuffer is de vroegst uitsluipende soort in Nederland. Het uitsluipen gebeurt van half april tot begin juli, met een piek in mei en begin juni.
- Volwassen vrouwtjes komen voor in drie kleurvormen voor.
Gedrag
De vliegtijd loopt van eind maart tot begin september, met de hoogste aantallen in mei en juni. Vuurjuffers zijn vaak op beschutte plaatsen in oevervegetatie en struiken te vinden. Ze rusten vaak met halfgespreide vleugels. Eitjes worden in tandem afgezet in allerlei water- en oeverplanten. Het paar verdwijnt hierbij vaak helemaal onder water. Eiafzet gebeurt soms groepsgewijs.
Mobiliteit
De vuurjuffer is een vrij goede vlieger, maar zwervers worden niet vaak waargenomen.
Levenscyclus
Eitjes
De eieren worden afgezet in stengels van drijvende waterplanten. De dieren vormen een paringswiel of paringsrad bij de paring en een tandem bij de eileg. Het vrouwtje boort met haar legboor gaatjes in de stengel, en plaatst vervolgens in ieder gaatje een eitje.
Larven
Larven overwinteren een tot drie keer, afhankelijk van watertemperatuur en voedselaanbod. Ze gaan volgroeid de laatste winter in, waardoor ze in het vroege voorjaar geconcentreerd kunnen uitsluipen.
Larvenhuidjes zijn aan te treffen op stengels van oever- of emerse vegetatie. Meestal enkele centimeters tot soms decimeters hoog boven het wateroppervlak.
De vuurjuffer is de vroegst uitsluipende soort in Nederland. Het uitsluipen gebeurt van half april tot begin juli, met een piek in mei en begin juni.
Predatie
Libellen jagen vooral door stil te zitten en te wachten tot er een prooidiertje langskomt. Door deze aanpassingen vallen ze minimaal op voor zowel predatoren als prooidieren.
Bescherming
De vuurjuffer staat op de Rode Lijst van de IUCN als niet bedreigd (2013). Op de Nederlandse Rode lijst van libellen is de vuurjuffer geclassificeerd als Thans niet bedreigd.
Bronnen
- Wikipedia contributors. (2022, oktober 15). Large red damselfly. In Wikipedia, The Free Encyclopedia. Retrieved 10:54, april 26, 2023, from https://en.wikipedia.org/w/index.php?title=Large_red_damselfly&oldid=1116200066
- Vuurjuffer. (2023, april 22). Wikipedia, de vrije encyclopedie. Opgehaald 07:21, april 26, 2023 van https://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Vuurjuffer&oldid=64187410.
- Vlinderstichting, 2022 https://www.vlinderstichting.nl/libellen/overzicht-libellen/details-libel/vuurjuffer Geraadpleegd op 26 april 2023
- Vuurjufffer. In: NDFF Verspreidingsatlas Libellen, 26 april 2023, https://www.verspreidingsatlas.nl/I0971
Pyrrhosoma nymphula | |
Taxonomie | |
---|---|
Rijk | Animalia |
Stam | Geleedpotigen (Arthropoda) |
Klasse | Insecten (Insecta) |
Orde | Odonata (Libellen) |
Familie | Coenagrionidae (Waterjuffers) |
Geslacht | Pyrrhosoma (Vuurjuffers) |
Synoniemen | |
Kenmerken | |
Lengte | 33-36 mm |
Spanwijdte | 40-50 mm |
Vliegperiode | Eind maart tot begin september |
Grootte larve | 17-21 mm |
Voortplanting | |
Aantal eitjes | |
Grootte eitjes | |
Uitkomen eitjes | Na 2 tot 5 weken |
Ontwikkeling larven | Een of twee jaar, soms drie |
Vervellingen larven | 12 vervellingen |
Uitsluipen | Half april tot begin juli |
Voorkomen in Nederland | |
Status | Oorspronkelijk |
Zeldzaamheid | Zeer algemeen |
Bescherming | Thans niet bedreigd |
Verspreiding | |
Nederland | Ja |
Wereld | Oostelijk tot aan de Oeral en West-Turkije. In Afrika alleen in Marokko |
Biotoopvoorkeur | Wateren die een enigszins beschutte ligging en een rijke watervegetatie gemeen hebben |
Ontdek meer van Fauna & Flora
Abonneer je om de nieuwste berichten naar je e-mail te laten verzenden.