• Kleine bijvlieg
  • Kleine bijvlieg

Leefgebied van de kleine bijvlieg

De kleine bijvlieg komt voor in het hele Palearctisch gebied, inclusief Noord-Afrika en het noorden van India. In Noord-Amerika werd de soort rond 1885 in de buurt van Toronto geïntroduceerd en is nu alomtegenwoordig in een groot deel van de Verenigde Staten en Canada.

Het is een algemene soort in Nederland en België.

Habitat

De kleine bijvlieg leeft in uiteenlopende open biotopen, maar minder in bossen. Hij zit vaak aan randen van graslanden of op andere beschutte plekken. Hij wordt ook in geheel open biotopen zonder beschutting in grote aantallen aangetroffen.

De larven leven in uiteenlopende aquatische milieus met rottend organisch materiaal.

Herkenning

De vliegen hebben een lichaamslengte van 8 tot 11 millimeter en zijn daardoor kleiner dan de andere soorten van het geslacht Eristalis. Het gezicht is harig en stoffig lichtgrijs en heeft geen zwarte middellijn. De antennes zijn zwartbruin en hebben gevederde borstelharen.

Het mesonotum is dofzwart, het schildje is bruin. De buik is zwart, de achterranden van de afzonderlijke segmenten zijn licht gekleurd. Het tweede en derde buiksegment zijn aan de zijkanten geeloranje, waardoor in het midden een zwarte “zandlopertekening” ontstaat, die niet zo duidelijk uitgesproken is als bij andere soorten van het geslacht Eristalis. Het vrouwtje heeft deze geeloranje kleur alleen op het tweede segment. De samengestelde ogen zijn harig en raken elkaar bij mannetje in het midden van de kop.

De vleugels zijn transparant. De tibiae zijn geel, maar het laatste kwart van het middelste paar poten is zwart.

Men kan de soort onderscheiden van de kustbijvlieg door de lange geveerde antenneborstels. 

Voedsel

De volwassenen worden vaak aangetroffen op en rond bloemen, waar ze zowel nectar als eiwitrijk stuifmeel uit halen. De larven zijn aquatische filtervoeders.

Weetjes

  • De hoeveelheid geel op het achterlijf is mede afhankelijk van temperatuur tijdens popstadium. Hierdoor is de kleine bijvlieg in de zomer vaak lichter dan in voor- en najaar.

Gedrag

De imago’s vliegen laag door de vegetatie en bezoeken er veel bloemen. Ze hebben een voorkeur voor middelhoog en hoog bloeiende bloemen (onder andere schermbloemen). In Nederland worden ze ook veel gezien op laagbloeiende bloemen, zoals boterbloem en pinksterbloem. Ze zijn te zien van maart tot oktober.

Voortplanting

Vrouwtjes leggen eieren in vervuild en zuurstofarm water. De larven uit deze eieren eten micro-organismen in het water en ademen met behulp van een zuigbuis (een soort snorkel) aan de oppervlakte van het water. Deze larven worden rattenstaartlarven genoemd. Na verschillende vervellingen migreert de larve naar drogere gebieden om te verpoppen. De larve trekt samen en ontwikkelt na een laatste vervelling “hoorntjes”.

De volwassen vliegen moeten eerst opdrogen voordat de vrouwtjes op zoek gaan naar voedsel (stuifmeel en nectar) en de mannetjes op zoek gaan naar vrouwtjes.

Voordat er een paring is zweven de mannetjes als een soort paringsdans boven de vrouwtjes terwijl deze foerageren op bloemen. Soms zijn er verschillende mannetjes boven een vrouwtje aan het zweven.

Bronnen

Eristalis arbustorum

Taxonomie

RijkAnimalia
StamArthropoda (Geleedpotigen)
KlasseInsecta (Insecten)
OrdeDiptera (Tweevleugeligen)
FamilieSyrphidae (Zweefvliegen)
GeslachtEristalis

Kenmerken

Grootte8-11 mm
Vleugellengte
VoedingNectar en stuifmeel
VliegperiodeMaart-oktober

Voorkomen in Nederland

StatusOorspronkelijk. Minimaal 10 jaar achtereen voortplanting.
ZeldzaamheidZeer algemeen in heel Nederland.
Bescherming

Verspreiding

NederlandHeel Nederland.
WereldPalearctisch gebied, inclusief Noord-Afrika en het noorden van India.
BiotoopvoorkeurUiteenlopende open biotopen, minder in bossen.
Kleine bijvlieg
Verspreidingskaart kleine bijvlieg

Ontdek meer van Fauna & Flora

Abonneer je om de nieuwste berichten naar je e-mail te laten verzenden.

Scroll naar boven