Beschrijving van de bosbeekjuffer
Leefgebied
De bosbeekjuffer komt in heel Europa voor met uitzondering van het zuidwesten van het Iberisch schiereiland, de Balearen en IJsland. In het noorden loopt het leefgebied tot aan de Noordelijke IJszee wat aanzienlijk noordelijker is dan bij de weidebeekjuffer.
Aan de Noord-Afrikaanse Middellandse Zeekust zijn de meest zuidelijke populaties te vinden in Marokko en Algerije.
In Azië leeft de bosbeekjuffer in gematigde en koele gebieden met uitzondering van woestijngebieden en hoge bergen. In het noorden van Azië wordt het leefgebied begrenst door gebieden waar de gemiddelde temperatuur in de zomer minder dan 13 graden is.
Nederland
In Nederland komt de bosbeekjuffer alleen voor in Noord-Brabant, Limburg, de Achterhoek en Twente.
Na een dramatische achteruitgang rond 1970 waarbij de soort verdween in Twente, het westen van Noord-Brabant en de Veluwe, werd de bosbeekjuffer na 2000 wel weer waargenomen in Twente en het westen van Noord-Brabant.
Habitat
De bosbeekjuffer leeft voornamelijk in kleine tot middelgrote beken en andere rivieren. Deze worden gekenmerkt door een relatief lage watertemperatuur en een matige tot snelle stroming. De wateren mogen niet te voedselrijk zijn (eutroof).
In het noordelijke deel van het verspreidingsgebied, bijvoorbeeld in Noorwegen, wordt de bosbeekjuffer ook aangetroffen bij middelgrote rivieren en in het noorden van Finland zelfs bij grotere rivieren.
De watermassa’s bevinden zich meestal in de nabijheid van bossen. In tegenstelling tot de weidebeekjuffer komt de bosbeekjuffer zelfs voor bij beken in bossen en heidevelden en bij sloten.
larven
De larven leven in bovengenoemde beken en zijn, net als de larven van de weidebeekjuffer, vooral te vinden op de vegetatie in het water.
Ze hebben stengels en bladeren nodig om zich aan vast te houden, vooral in gebieden met sterke stroming. Ze worden uiterst zelden aangetroffen op plaatsen met weinig begroeiing en vlakke oevers of gebieden met gladde steenbodems. In rustigere gebieden leven ze tussen aangespoelde bladeren en op blootliggende wortels van oevervegetatie.
De larven zitten ook op onderwaterplanten zoals waterpest, vlottende waterranonkel of andere planten. Ze zitten meestal op een diepte van enkele centimeters tot enkele decimeters.
Herkenning
De bosbeekjuffer heeft een lengte van 45-49 mm. Het is een forse juffer met zeer brede vleugels met daarin dichte netwerken van aders.
De mannetjes hebben een glanzend metaalblauw lichaam met vrijwel geheel zwarte vleugels met een blauwe glans. De kop en de uiterste basis van de vleugels zijn lichter van kleur. Op de vleugels zitten geen pterostigma’s. De onderkant van de achterlijfspunt is roodbruin.
De vrouwtjes hebben een groen tot glanzend metaalbruin lichaam. De vleugels zijn egaal groenbruin tot bruin. De vleugels zijn voorzien van witte pterostigma’s waarin de vleugeladers doorlopen.
Larve
De larven zijn 23-34 mm lang, waarbij de procten 6-11 mm lang zijn. Het prementum heeft, voor beekjuffers, een karakteristieke ruitvormige opening.
De larvehuidjes zijn variabel van kleur. Door aangekoekt bodemmateriaal is de hoofdader in de procten vaak moeilijk te onderscheiden.
Voedsel
De larven zijn, net als andere juffers, roofzuchtig en eten voornamelijk insectenlarven van vliegen en muggen. Ze eten ook wel kreeftjes.
Weetjes
- De bosbeekjuffer is kritisch ten aanzien van de waterkwaliteit en de morfologie van de beek.
- De soort geldt als een indicator voor schone, gave beken in een betrekkelijk onaangetast landschap.
- Anders dan de weidebeekjuffer, die vooral in de midden- en benedenlopen van beken voorkomt, bewoont de bosbeekjuffer meer de beboste bovenlopen.
- In Nederland komt alleen de nominale soort voor. In de rest van Europa komen meerdere ondersoorten en vormen voor.
- Larven van de bosbeekjuffer hebben een zeer hoge zuurstofbehoefte.
Gedrag
De mannetjes zijn overdag al vroeg op uitkijkposten op de oevervegetatie te vinden, op door de zon verwarmde plekken. Ze wachten op vrouwtjes of achtervolgen voorbijkomende insecten, om vervolgens vaak naar dezelfde plek terug te keren. In schaduwrijke wateren verschijnen de dieren later, meestal zonnend in de toppen van de omringende vegetatie.
Vrouwtjes vliegen overdag over het water op zoek naar geschikte plekken om hun eitjes te leggen. De belangrijkste activiteit van beide geslachten, zoals jagen, baltsen, paren en eitjes leggen, vindt plaats in de warme middaguren. Zowel ’s avonds als in de vroege ochtend zitten de dieren op zonovergoten rustplaatsen in de vegetatie. Op deze plaatsen brengen ze ook de nacht door.
Geslachtsrijpe bosbeekjuffers vertonen uitgesproken territoriaal gedrag, waarbij ze territoria bezetten die ze verdedigen tegen andere mannetjes. De verdediging bestaat voornamelijk uit dreigende houdingen waarbij ze de vleugels spreiden en zich duidelijk laten zien.
De beste territoria komen overeen met de beste nestplaatsen voor de vrouwtjes. Deze worden gekenmerkt door snel stromend water en een geschikte plek om de eitjes af te zetten. De grootte van de territoria en de onderlinge afstand is afhankelijk van de populatiedichtheid en de aanwezigheid van geschikte habitats.
Mannetjes die geen territorium bezetten, blijven in oevervegetatie zitten en proberen lege plekken op te vullen. Vooral wanneer er maar een paar mannetjes aanwezig zijn, is de territoriale verdediging erg agressief. Bij een hoger aantal concurrerende mannetjes neemt de agressie aanzienlijk af.
Mobiliteit
De actieradius en daarmee de afstand tussen de broed-, jacht- en rustgebieden voor mannetjes ligt tussen de 20 en 100 meter en is daarmee erg klein, terwijl voor vrouwtjes afstanden tot vier kilometer per dag zijn waargenomen.
Levenscyclus
De paring van bosbeekjuffers is vergelijkbaar met die van andere soorten van het geslacht Calopteryx. Vrouwtjes vliegen over het water op zoek naar geschikte nestplaatsen, waarbij ze onderweg door de territoria van mannetjes vliegen.
De mannetjes vliegen naar het vrouwtje toe, waarbij ze acrobatische toeren uithalen die alleen tijdens de balts te zien zijn, waarbij ze de onderkant van hun achterlijf laten zien. De achterste drie delen van het achterlijf zijn veel feller gekleurd en worden aan het vrouwtje getoond.
Het mannetje leidt het vrouwtje vervolgens naar een nestplaats en cirkelt één keer rond het gebied terwijl het vrouwtje landt. Het mannetje blijft dan zweven en wacht tot het vrouwtje is geland, wat haar bereidheid om te paren laat zien. Het paar zal een “paringswiel” vormen, en de paring kan tussen de 40 seconden en 5 minuten duren. Na de paring laat het mannetje het vrouwtje los.
De eieren worden in de stengels van waterplanten gelegd, op of onder het waterniveau, waarbij het vrouwtje tot 90 minuten onder water kan blijven.
In tegenstelling tot bijna alle andere soorten juffers, klimt het vrouwtje ondersteboven op de stengel en steekt ze de eieren in de stengel met behulp van een legboor, waardoor ze bijna verticaal worden geplaatst.
Terwijl het vrouwtje de eieren legt, wacht het mannetje erboven en verdedigt het vrouwtje tegen andere mannetjes.
Beide geslachten paren meerdere keren per dag gedurende meerdere weken tot aan hun dood.
Eitjes
De eitjes van de bosbeekjuffer zijn gemiddeld 1,2 millimeter lang en 0,2 millimeter breed, met een spoelvormige structuur. Aan het puntige uiteinde van een eitje zitten vier gaatjes die door het mannetje worden gebruikt om sperma in te spuiten. De kleur van de eitjes verandert van felgeel, wanneer ze net zijn gelegd, naar geelbruin naarmate ze ouder worden.
Zodra de eitjes gelegd en bevrucht zijn, begint de embryonale ontwikkeling van de juffer. Van buitenaf is de ontwikkeling van het embryo te zien door een lichte verandering in de lengte en vorm van het eitje. Het bovenste deel van het eitje puilt licht uit, terwijl het onderste deel concaaf wordt. De eitjes komen doorgaans tussen 20 dagen en een maand na de bevruchting uit.
Larven
De larven blijven zich in de winter ontwikkelen, met een aantal metamorfosen in het daaropvolgende jaar. Als het water koeler is tijdens de broedperiode, zal een groter deel van de larven twee keer overwinteren, wat een ontwikkelingstijd van bijna twee jaar oplevert.
Volwassen bosbeekjuffers komen vanaf eind april tot eind september tevoorschijn, afhankelijk van het weer. Het uitsluipen vindt voornamelijk plaats van eind mei tot eind juni.
De transformatie van de larven tot volwassen exemplaren en het daarmee gepaard gaande verlaten van het water vindt het hele seizoen plaats tot ongeveer half juli. De pas uitgekomen libellen brengen doorgaans 10 dagen door in de vegetatie rondom het water totdat hun vleugels volledig gekleurd zijn. Hierna keren ze terug naar het water om te paren.
De volwassenen leven slechts één seizoen en worden 40 tot 50 dagen oud.
Predatie
Predatoren van bosbeekjuffers zijn vogels, vissen, andere insecten en amfibieën. De bosbeekjuffer is vooral kwetsbaar als larve.
De larven verdedigen zich tegen andere larven, vooral die van de eigen soort.
Bescherming
Deze libel is beschermd volgens de Wet natuurbescherming.
Bronnen
- Bosbeekjuffer. (2023, juni 7). Wikipedia, de vrije encyclopedie. Opgehaald 17:15, oktober 12, 2024 van https://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bosbeekjuffer&oldid=64436562.
- Vlinderstichting, 2024 Bosbeekjuffer https://www.vlinderstichting.nl/libellen/overzicht-libellen/details-libel/bosbeekjuffer Geraadpleegd op 12 oktober 2024
- Seite „Blauflügel-Prachtlibelle“. In: Wikipedia – Die freie Enzyklopädie. Bearbeitungsstand: 27. Juli 2024, 03:57 UTC. URL: https://de.wikipedia.org/w/index.php?title=Blaufl%C3%BCgel-Prachtlibelle&oldid=247122565 (Abgerufen: 12. Oktober 2024, 17:17 UTC)
- Wikipedia contributors. (2024, August 11). Beautiful demoiselle. In Wikipedia, The Free Encyclopedia. Retrieved 17:11, October 13, 2024, from https://en.wikipedia.org/w/index.php?title=Beautiful_demoiselle&oldid=1239839177
- Bosbeekjuffer, NDFF Verspreidingsatlas Libellen, https://www.verspreidingsatlas.nl/I1006, geraadpleegd 13 oktober 2024.
Calopteryx virgo | |
Taxonomie | |
---|---|
Rijk | Animalia |
Stam | Geleedpotigen (Arthropoda) |
Klasse | Insecten (Insecta) |
Orde | Odonata (Libellen) |
Familie | Calopterygidae (Beekjuffers) |
Geslacht | Calopteryx (Beekjuffers) |
Synoniemen | Blauwe beekjuffer |
Kenmerken | |
Lengte | 45-49 mm |
Spanwijdte | 60-70 mm |
Vliegperiode | April-september |
Grootte larve | 23-34 mm |
Voortplanting | |
Aantal eitjes | 300 eitjes per keer |
Grootte eitjes | 0,2×1,2 mm |
Ontwikkeling eitjes | 20-30 dagen |
Ontwikkeling larven | 1-2 jaar |
Vervellingen larven | 10-20 |
Uitsluipen | April-juli |
Voorkomen in Nederland | |
Status | Bedreigd |
Zeldzaamheid | Zeldzaam |
Bescherming | Wet natuurbescherming |
![]() Verspreidingskaart bosbeekjuffer | |
Verspreiding | |
Nederland | Noord-Brabant, Limburg, de Achterhoek en Twente |
Europa | Heel Europa behalve zuidwesten van het Iberisch schiereiland, de Balearen en IJsland. |
Wereld | Europa, Azië |
Biotoopvoorkeur | Kleine tot middelgrote beken en andere rivieren |
Ontdek meer van Fauna & Flora
Abonneer je om de nieuwste berichten naar je e-mail te laten verzenden.