Groot koolwitje

Beschrijving van het groot koolwitje

Leefgebied

Mondiaal

Het groot koolwitje heeft een opmerkelijk breed verspreidingsgebied dat zich uitstrekt over meerdere continenten. Wereldwijd komt deze vlinder voor in grote delen van Europa, Azië en Noord-Afrika, en is hij ook geïntroduceerd in Zuid-Amerika, met name in Chili. Zijn aanwezigheid reikt tot aan de Himalaya, wat wijst op een grote ecologische flexibiliteit.

Europa

Binnen Europa is het groot koolwitje wijdverspreid en leeft hij in vrijwel alle landen van het continent.

Nederland

In Nederland is het groot koolwitje een zeer algemene standvlinder die verspreid over het hele land voorkomt. Hij wordt waargenomen in zowel stedelijke als landelijke gebieden en is actief van het voorjaar tot in de herfst.

Habitat en biotoop

Wat betreft habitat en biotoop leeft het groot koolwitje voornamelijk in open landschappen zoals akkers, tuinen en parken. Hij is niet kieskeurig en kan zich aanpassen aan diverse omgevingen, zolang er waardplanten aanwezig zijn. Oorspronkelijk was hij verbonden aan kustgebieden, maar tegenwoordig is hij overal te vinden waar kruisbloemige planten groeien.

Herkenning

Vlinder

De vlinder heeft een spanwijdte van 60 tot 70 millimeter en een voorvleugellengte van 28 tot 32 millimeter. Het vrouwtje is te herkennen aan twee zwarte stippen op de bovenkant van de voorvleugels, terwijl het mannetje deze stippen mist. Beide geslachten hebben een opvallende zwarte vlek aan de vleugelpunt die zich uitstrekt langs de rand van de vleugel. De onderzijde van de achtervleugels is lichtgeel tot wit.

Rups

De rups bereikt een lengte van 40 tot 50 millimeter. Het lichaam is bleekgroen met een opvallende gele lengtestreep over de rug en zwarte stippen verspreid over het oppervlak. De kop is grijsgroen met een fijne zwarte tekening.

Pop

De pop van deze soort is hoekig van vorm en heeft een grijsgroenachtige kleur met zwarte en gele vlekjes. Ze bevestigt zich met een zijdedraad aan een beschutte plek zoals een muur of boomstam.

Voedsel

De volwassen vlinder voedt zich voornamelijk met nectar van bloeiende planten. Hij bezoekt een breed scala aan bloemen, waaronder rode klaver, distels en vlinderstruiken, waarbij hij met zijn lange roltong nectar opzuigt als energiebron voor het vliegen en voortplanten.

Waardplanten

De waardplanten zijn vooral kruisbloemigen, zowel wilde als gecultiveerde soorten. De vlinder legt zijn eitjes op planten zoals boerenkool, spruitkool, mosterd, mierikswortel en look-zonder-look. Deze planten dienen als voedselbron voor de rupsen zodra ze uitkomen, en zijn essentieel voor de voortplantingscyclus van de soort.

Weetjes over het groot koolwitje

  • In het zuiden van het Iberisch Schiereiland gaat deze vlinder in de zomer in diapauze, een rustfase die normaal gesproken alleen in de winter voorkomt.
  • De vlinder vliegt van zeeniveau tot wel 2600 meter hoogte in berggebieden, wat zijn aanpassingsvermogen aan verschillende klimaten benadrukt.
  • Vrouwtjes leggen hun eitjes in grote groepen, soms meer dan honderd tegelijk, op de onderzijde van koolbladeren. Dit groepsgedrag leidt tot aanzienlijke vraatschade.
  • Bij het afzetten van eitjes trappelt het vrouwtje met haar voorpoten op het bladoppervlak om te controleren of er al eitjes aanwezig zijn. Eitjes scheiden namelijk een geurstof af die andere vrouwtjes afschrikt.

Gedrag

Vlinder

De vlinder van het groot koolwitje vertoont een actief en doelgericht gedrag tijdens het zoeken naar nectar en geschikte planten voor de eiafzet. Mannetjes patrouilleren vaak in rechte lijnen op zoek naar vrouwtjes, waarbij ze abrupt van richting kunnen veranderen zodra ze een potentiële partner waarnemen.

Vrouwtjes inspecteren bladeren door met hun voorpoten te trappelen op het bladoppervlak, waarmee ze nagaan of er al eitjes aanwezig zijn. Als dat het geval is, vliegen ze verder om concurrentie te vermijden. Bij afwezigheid van eitjes buigt het vrouwtje haar achterlijf onder het blad en legt ze de eitjes in een compacte groep.

In sommige jaren vertoont de soort trekgedrag, waarbij grote groepen vlinders zich verplaatsen over aanzienlijke afstanden.

Rups

De rups leeft in de vroege stadia in groepen aan de onderzijde van bladeren, waar ze zich voeden met de buitenste delen van koolgewassen. Naarmate ze ouder worden, gaan ze solitair leven en verplaatsen ze zich actief naar nieuwe planten als hun voedselbron uitgeput raakt. Dit gedrag kan ertoe leiden dat ze op onverwachte plekken opduiken, zoals in huizen.

De rupsen zijn uitgerust met een verfijnd reukorgaan dat hen helpt om geuren in hun omgeving te detecteren, wat essentieel is voor het vinden van voedsel en het vermijden van vijanden. Bij het verpoppen zoeken ze een beschutte plek, zoals een muur of boomstam, waar ze zich vastzetten met een zijdedraad en zich omvormen tot pop.

Mobiliteit

Het groot koolwitje is een bijzonder mobiele vlinder die zich actief verplaatst binnen zijn verspreidingsgebied. Hij kan aanzienlijke afstanden afleggen op zoek naar nectar of geschikte planten voor de eiafzet. In sommige jaren vertoont hij zelfs trekgedrag, waarbij grote aantallen vlinders gezamenlijk migreren naar nieuwe gebieden. Deze mobiliteit draagt bij aan zijn succes als soort, vooral in landbouwgebieden waar waardplanten overvloedig aanwezig zijn.

Vliegtijd

De vliegtijd strekt zich uit van maart tot en met oktober, afhankelijk van de temperatuur en het aantal generaties per jaar. In gematigde klimaten zijn er meestal twee tot drie generaties, waarbij de eerste vlinders al in het vroege voorjaar verschijnen. In bergachtige gebieden vliegt hij zelfs tot op 2600 meter hoogte, wat zijn aanpassingsvermogen aan verschillende omstandigheden onderstreept.

Levenscyclus

De levenscyclus van het groot koolwitje bestaat uit vier fasen: ei, rups, pop en vlinder.

Eitjes

Het vrouwtje legt haar eitjes meestal in grote groepen van meer dan honderd stuks op de onderzijde van koolbladeren. Deze eitjes zijn geel en worden zodanig geplaatst dat ze een dicht pakket vormen. Na ongeveer veertien dagen komen de larven uit de eitjes tevoorschijn.

Rups

De rups ondergaat vier vervellingen, waarbij hij telkens groter wordt en van kleur verandert. In het eerste stadium is de rups lichtgeel met een bruine kop. In latere stadia verschijnen zwarte haren en vlekken, en uiteindelijk is de volwassen rups groengeel met zwarte puntjes en een gele ruglijn. De totale duur van de rupsfase bedraagt drie tot vier weken, afhankelijk van de temperatuur en voedselbeschikbaarheid.

Pop

Na de laatste vervelling zoekt de rups een beschutte plek, zoals een muur of boomstam, waar hij zich vastzet met een zijdedraad en zich verpopt. De pop is hoekig van vorm en heeft een grijsgroene kleur met zwarte en gele vlekjes. De duur van het popstadium varieert, maar duurt meestal één tot twee weken. Alleen de poppen van de tweede generatie overwinteren en blijven maandenlang in rust voordat ze uitkomen.

Vlinder

De volwassen vlinder verschijnt uiteindelijk uit de pop en is klaar om nectar te zoeken en zich voort te planten. De volledige cyclus kan zich twee tot drie keer per jaar herhalen, afhankelijk van het klimaat.

Bedreiging

Het groot koolwitje wordt momenteel niet als bedreigd beschouwd. Deze soort is wijdverspreid en stabiel in populatie, vooral in agrarische en stedelijke gebieden waar waardplanten overvloedig aanwezig zijn. Hoewel de rupsen soms als plaag worden gezien in de landbouw, vormt dat geen bedreiging voor het voortbestaan van de soort zelf. In bergachtige streken en zuidelijke regio’s vertoont de vlinder zelfs aanpassingsgedrag zoals zomerse diapauze, wat wijst op een robuuste ecologische flexibiliteit.

Bescherming

Wat betreft bescherming is het groot koolwitje niet opgenomen op lijsten van wettelijk beschermde soorten in Europa. Omdat hij niet als kwetsbaar of bedreigd wordt geclassificeerd, geniet hij geen specifieke juridische bescherming onder internationale natuurbeschermingsverdragen. Zijn status als algemene soort betekent dat hij buiten het bereik valt van gerichte beschermingsmaatregelen, hoewel hij indirect profiteert van bredere initiatieven zoals het behoud van biodiversiteit en het stimuleren van natuurvriendelijke landbouwpraktijken.

Bronnen

Pieris brassicae

Taxonomie

RijkAnimalia
StamGeleedpotigen (Arthropoda)
KlasseInsecten (Insecta)
OrdeVlinders (Lepidoptera)
FamiliePieridae (Witjes)
GeslachtPieris
Synoniemen

Kenmerken

Voorvleugellengte28-32 mm
Spanwijdte60-70 mm
WaardplantenKruisbloemigen zoals kool, spruitjes en mosterd
VliegperiodeMaart tot oktober, met meerdere generaties per jaar
Grootte rups40-50 mm

Voortplanting

Aantal eitjesMeer dan honderd eitjes tegelijk
Eifase2 weken
Rupsfase3-4 weken
Popfase1-2 weken behalve bij overwinterende poppen

Voorkomen in Nederland

StatusOorspronkelijk
ZeldzaamheidZeer algemene standvlinder
Bescherminggeen specifieke wettelijke bescherming.
Verspreiding van het Groot koolwitje in Nederland
Verspreidingskaart groot koolwitje

Verspreiding

NederlandHet hele land
WereldEuropa, Azië, Afrika, Zuid-Amerika
BiotoopvoorkeurOpen landschappen met kruisbloemige planten, zoals tuinen, akkers en parken


Ontdek meer van Fauna & Flora

Abonneer je om de nieuwste berichten naar je e-mail te laten verzenden.

Scroll naar boven