Groenling

  • Groenling
  • Groenling
  • Groenling
  • Groenling
  • Groenling
  • Groenling
  • Groenling
  • Groenling

Leefgebied van de groenling

Het oorspronkelijke verspreidingsgebied omvat Europa, Noord-Afrika en West-Azië. De noordelijke grens van dit gebied loopt van de 65e breedtegraad in Scandinavië via Centraal Finland tot aan het Ladogameer en ongeveer tot de 60e breedtegraad in de Oeral. In de Maghreb volgt de zuidelijke grens ruwweg de noordelijke rand van de Sahara tot aan de kusten van de oostelijke Middellandse Zee.

De westelijke grens wordt gevormd door de Britse eilanden, het Iberisch schiereiland en Marokko. In het oosten strekt het verspreidingsgebied zich uit tot de Oeral, de Kaukasus en de zuidelijke kusten van de Kaspische Zee.

In Centraal-Azië is er een klein geïsoleerd gebied. De groenling is geïntroduceerd op de Azoren, de Canarische Eilanden en Madeira en op het zuidelijk halfrond in Uruguay, Argentinië, Australië en Nieuw-Zeeland.

Ondersoorten

De soort telt 10 ondersoorten:

  • C. c. harrisoni: Brittannië (behalve noordelijk Schotland) en Ierland.
  • C. c. chloris: van noordelijk Schotland, noordelijk en centraal Frankrijk en Noorwegen tot westelijk Siberië.
  • C. c. muehlei: van Servië en Montenegro tot Moldavië, Bulgarije en Griekenland.
  • C. c. aurantiiventris: van zuidelijk Spanje via zuidelijk Europa tot westelijk Griekenland.
  • C. c. madaraszi: Corsica en Sardinië.
  • C. c. vanmarli: noordwestelijk Spanje, Portugal en noordwestelijk Marokko.
  • C. c. voousi: centraal Marokko en noordelijk Algerije.
  • C. c. chlorotica: van het zuidelijke deel van Centraal-Turkije tot noordoostelijk Egypte.
  • C. c. bilkevitchi: van zuidelijk Oekraïne, de Kaukasus en noordoostelijk Turkije tot noordelijk Iran en zuidwestelijk Turkmenistan.
  • C. c. turkestanica: van zuidelijk Kazachstan tot Kirgizië en centraal Tadzjikistan.

Habitat

De groenling broedt in halfopen landschappen, veel in de bebouwde omgeving, maar ook bij bosranden of in bos met veel open plekken. Buiten het broedseizoen ook op akkers en braakliggende terreinen met veel voedsel.

Tegenwoordig leeft hij vooral in de meest uiteenlopende vormen van menselijke bewoning: van geïsoleerde boerderijen en gehuchten met boomgaarden tot grote stadscentra met parken, begraafplaatsen, tuinen of heggen, zolang er maar een paar bomen of bomenrijen zijn.

In de winter als het voedsel schaars is, komen de groenlingen in gezelschap van andere vogelsoorten zoals de vinken, mezen, merels en spreeuwen op de voederplaatsen bij de huizen af.

Herkenning

Met een lichaamslengte van 14 tot 16 cm is de groenling ongeveer even groot als de huismus.

Het mannetje is olijfgroen van kleur, vooral op de stuit, met opvallende gele randen van de handpennen en gele buitenste staartpennen. De rug heeft een bruine tint en de onderzijde is meer geelachtig. De poten zijn vleeskleurig

Vrouwtjes zijn grijsgroen van kleur met een veel valere gele kleur op de veren. Juvenielen zijn grijzer dan de vrouwtjes en meer gestreept. Bij vrouwtjes en juvenielen zijn de poten donker zandkleurig. Ze hebben allemaal donkere irissen.

De snavel is stevig en kegelvormig. De groenling heeft een wat dikkere kop en lichaam dan verwante vinkachtigen.

Geluid

De zang heeft kanarieachtige trillers en een nasaal “tsjwèèè…”.

Weetjes

  • Groenlingen eten zaden. In hun stevige snavel trillen ze daarvan al ronddraaiend de vrucht uit de schil om te worden opgegeten.
  • Ze zijn niet erg territoriaal en broeden soms in een los kolonieverband, waarbij ze wel hun nest verdedigen.
  • Ze broeden in een groot deel van het West-Palearctisch gebied in de boreale, gematigde, steppe- en mediterrane zones.
  • De jongen worden door beide ouders verzorgd.
  • Een groenling is niet geholpen met een nestkast, want de soort maakt zelf nesten in dichte struiken.

Voedsel

Groenlingen eten veel soorten zaden en bessen. Verder eten ze jonge plantjes, haver, bladknoppen en soms ook weleens insecten. In de nazomer zijn ze vaak te vinden op hondsroos, waarvan groenlingen de rozenbottels eten. 

De jongen eten voornamelijk insecten zoals bladluis of fruitvliegjes.

Gedrag

Groenlingen zijn vooral standvogels. Na het broedseizoen trekken ze in groepjes rond. Sommige trekken vanaf september tot eind november naar Frankrijk en het Iberisch Schiereiland of zelfs Marokko. In ons land overwinteren Scandinavische vogels. De voorjaarstrek loopt van maart tot in mei.

Voortplanting

Groenlingen broeden van eind maart tot in augustus. Ze hebben meestal twee legsels, met meestal 4 of 5 lichtblauwe eieren met roestbruine vlekjes. De broedduur bedraagt 11 tot 14 dagen. Ze maken een mooi komvormig nest in dicht (stekel)struikgewas of bomen (coniferen). Het wordt gemaakt van takjes, twijgjes of worteltjes en afgewerkt met haren en veertjes. Na het uitvliegen blijven ze nog 2 tot 3 weken bijeen. 

Bedreiging

Groenlingpopulaties gevoelig zijn voor de parasitaire ziekte Het Geel (trichomonose). Het Geel wordt veroorzaakt door de parasiet Trichomonas gallinae. Deze ziekte is al veel langer bekend in ons land bij met name duiven en roofvogels. In Nederland werd Het Geel voor het eerst bij een Groenling vastgesteld in 2009.

Bescherming

De groenling is een beschermde inheemse diersoort. Net als alle andere vogels die van nature in het wild in Nederland voorkomen, zijn groenlingen beschermd op grond van de Europese Vogelrichtlijn. De bescherming van de groenling is in Nederland geregeld in de Wet natuurbescherming.

Groenlingen nemen in aantal toe en handhaven zich goed in de bebouwde omgeving. Ook de aantallen niet-broedvogels uit Scandinavië namen vanaf 1980 toe.

Bronnen

Chloris chloris

Taxonomie

RijkAnimalia (Dieren)
StamChordata (Chordadieren)
KlasseAves (Vogels)
OrdePasseriformes (Zangvogels)
FamilieFringillidae (Vinkachtigen)
GeslachtChloris (Groenlingen)

Kenmerken

Grootte14-16 cm
KleurOlijgroen, geel
Gewicht25-34 gram
Vleugelspanwijdte25-27 cm
Groep/solitairGroepjes
VoedingZaden, bessen, jonge plantjes, haver, bladknoppen, soms insecten

Voortplanting

BroedintervalJaarlijks
PaartijdMaart-augustus
Aantal eieren4-5 eieren
Plaats eierenKomvormig nest in struikgewas of bomen
Grootte eieren21 x 15 mm
BroedtijdApril-augustus
Aantal legsels 2-3 legsels
Uitvliegen13-16 dagen
Geslachtsrijp1 jaar
Levensduur13.6 jaar

Voorkomen in Nederland

Status
Aantal broedparen58.000-90.000 (in 2018-2020)
Aantal overwinteraars200.000-400.000 (in 2013-2015)
Doortrekkers200.000-1.000.000 (in 2008-2012)
BeschermingBeschermde inheemse diersoort
Rode lijst
Verspreiding groenling

Voorkomen wereldwijd

Groenling
Author: SanoAK: Alexander Kürthy,
License: CC BY-SA 4.0

Ontdek meer van Fauna & Flora

Abonneer je om de nieuwste berichten naar je e-mail te laten verzenden.

Scroll naar boven