Klein koolwitje

  • Witte vlinder zittend op een groen blad
  • Witte vlinder op gele bloemen in de natuur
  • Witte vlinder die nectar van een bloem drinkt.
  • Witte vlinder op de grond.
  • Witte vlinder op groene blad.
  • Witte vlinder drinkt nectar van gele bloem.
  • Witte vlinder op paarse bloemen in de natuur

Beschrijving van het klein koolwitje

Leefgebied

Mondiaal

Het klein koolwitje heeft een wereldwijde verspreiding en is een van de meest succesvolle vlindersoorten ter wereld. Oorspronkelijk komt de soort uit Europa, Noord-Afrika en Azië, maar door introducties heeft de vlinder bijna alle regio’s van de aarde gekoloniseerd. Zo werd de vlinder rond 1860 in Noord-Amerika geïntroduceerd, waar hij zich snel verspreidde.

Europa

De vlinder komt overal in Europa voor, inclusief de Britse Eilanden.

Nederland

Het klein koolwitje is een zeer algemene en wijdverspreide vlindersoort in Nederland en komt verspreid over het hele land voor. De vlinder wordt beschouwd als de meest voorkomende standvlinder in Nederland. Van het vroege voorjaar tot de late herfst kan men deze soort vrijwel overal zien vliegen in diverse biotopen, waaronder tuinen, parken, dijken, bloemrijke graslanden, en langs bos- en akkerranden.

Habitat en biotoop

De biotoop van het klein koolwitje is een breed scala aan open en door mensen beïnvloede gebieden. De vlinder gedijt in allerlei biotopen waar zijn waardplanten groeien, zoals landbouwgebieden, tuinen, parken, weilanden en open graslanden. Deze vlinders zijn zo adaptief dat ze zelfs in stedelijke omgevingen te vinden zijn.

De habitat van de vlinder is zeer flexibel en omvat praktisch elk open gebied met kruisbloemigen. De aanwezigheid van de vlinder is dan ook sterk afhankelijk van de beschikbaarheid van zijn waardplanten voor de rupsen. De volwassen vlinders hebben een aanvullende habitat nodig die bestaat uit bloemen met nectar als voedselbron.

Herkenning

Vlinder

Het klein koolwitje is een kleine tot middelgrote vlinder. De vleugels zijn voornamelijk wit of crèmekleurig met zwarte markeringen. De spanwijdte van de vlinder varieert meestal tussen de 38 en 57 millimeter.

Aan de bovenkant van de voorvleugels zit een duidelijke zwarte vlek op de punt. De mannetjes hebben één zwarte stip in het midden van elke voorvleugel, terwijl de vrouwtjes er twee hebben. De onderkant van de vleugels is vaak geelachtig of crèmekleurig met kleine zwarte spikkels.

De vlinder kan qua uiterlijk en grootte variëren, waarbij de vlinders van de lentegeneratie vaak kleiner zijn met lichtere markeringen dan die van de zomergeneratie.

Rups

De rups van het klein koolwitje heeft een fluweelachtige, lichtgroene kleur en een zachte, dichte, korte beharing die hem een fijn behaard uiterlijk geeft. Langs de rug van de rups loopt een dunne, doffe gele streep en aan elke kant van het lichaam, net onder de ademhalingsopeningen, bevindt zich een rij van kleine gele stippen. Volgroeide rupsen bereiken een lengte van 25 tot 30 millimeter. Voordat ze gaan verpoppen, kunnen ze iets in grootte variëren.

Pop

De pop van het klein koolwitje heeft een langgerekte, onregelmatige vorm die naar het uiteinde toe smaller wordt en doet denken aan de vorm van een schip. Het uiterlijk is sterk afhankelijk van de omgeving waarin de rups zich verpopt.

Over het algemeen zijn ze vaal grijsgroen of geelbruin van kleur, en hebben ze een gevlekt uiterlijk dat camouflage biedt tegen roofdieren. Op de rug heeft de pop een scherpe, gekielde structuur die van de kop tot de staart loopt.

De pop wordt vaak vastgehecht aan een stengel, een muur, of een ander oppervlak door middel van een zijden kussentje en een draad, waardoor het lichaam in een hoek van ongeveer 45 graden van het oppervlak af staat.

Voedsel

De volwassen vlinder van het klein koolwitje voedt zich uitsluitend met de nectar van bloemen. De vlinders zijn algemene bezoekers van een groot aantal plantensoorten. Ze hebben een brede voorkeur en zijn vaak te vinden op klaver, paardenbloemen, asters en verschillende soorten distels, maar ook op andere bloeiende planten die nectar produceren. De vlinder gebruikt zijn roltong om de nectar uit de bloemen te zuigen, wat essentieel is voor zijn energiebehoefte en overleving.

Waardplanten

De waardplanten van het klein koolwitje, de planten waarop de rupsen leven en zich voeden, behoren voornamelijk tot de kruisbloemenfamilie. De vlinder legt haar eieren op zowel wilde als gecultiveerde soorten van deze familie. Enkele bekende voorbeelden van gecultiveerde waardplanten zijn kool, broccoli, bloemkool, spruitjes, radijs en mierikswortel. Bovendien gebruikt de rups ook wilde planten zoals herderstasje en damastbloem als waardplanten. Er zijn ook andere families van planten die als waardplant kunnen dienen, waaronder de resedafamilie en de Oost-Indische kers. De keuze van de waardplant is van cruciaal belang voor de overleving van de rups, aangezien de rupsen zich hebben aangepast aan het eten van deze specifieke plantensoorten.

Weetjes over het klein koolwitje

  • Het klein koolwitje staat bekend als een van de meest succesvolle en wijdverspreide vlindersoorten ter wereld, dankzij zijn vermogen om zich aan te passen aan verschillende klimaten en omgevingen.
  • De naam ‘koolwitje’ is afgeleid van de voorkeur van de rupsen voor kool en andere planten uit de kruisbloemenfamilie, wat hen tot een bekende plaag in de landbouw maakt.
  • De rupsen produceren een chemische stof die ze beschermen tegen roofdieren, die de rupsen onsmakelijk maakt.

Gedrag

Vlinder

Het klein koolwitje vertoont overdag een actieve vliegwijze, waarbij het met een karakteristieke fladderende en onregelmatige beweging van de ene bloem naar de andere beweegt. Vlinders van deze soort zijn niet bijzonder sociaal en leven voornamelijk als individuen.

Het paargedrag van de vlinder is opvallend: het mannetje achtervolgt het vrouwtje in een paringsdans, waarbij het mannetje zijn vleugels snel laat trillen om feromonen vrij te geven en het vrouwtje aan te moedigen om te paren. Als een vrouwtje al heeft gepaard, kan ze haar achterlijf optillen en haar vleugels spreiden als teken dat ze niet geïnteresseerd is, waardoor het mannetje stopt met zijn pogingen. Dit gedrag wordt ook gebruikt door mannetjes om andere mannetjes af te weren die de vrouwtjes proberen te benaderen.

De vlinders zijn bovendien uitstekende migrerende insecten die zich snel over grote afstanden kunnen verspreiden.

Rups

De rups is voornamelijk een solitaire eter, die zich onmiddellijk na het uitkomen van het ei begint te voeden met de bladeren van de waardplant. Ze verblijven voornamelijk aan de onderkant van de bladeren om te eten en te schuilen. De rups beweegt zich langzaam en besteedt de meeste tijd aan het zich voeden om te groeien.

Omdat ze niet erg mobiel zijn, verdedigen ze zich tegen roofdieren door hun vieze smaak, die ze verkrijgen door het eten van de mosterdolie in hun waardplanten. Als ze zich bedreigd voelen, kunnen ze hun kop omhoog gooien in een defensieve houding.

De rupsen zijn overdag actief en eten onophoudelijk om voldoende energie te verzamelen voor hun verpopping.

Mobiliteit

De mobiliteit is aanzienlijk, aangezien het een bekende migrant is die in staat is om grote afstanden af te leggen. De vlinder kan zich snel en efficiënt verspreiden, wat bijdraagt aan zijn wereldwijde succes. Individuele vlinders kunnen in één seizoen meerdere honderden kilometers afleggen. Dankzij deze migratie kunnen ze nieuwe gebieden koloniseren en populaties in noordelijke regio’s aanvullen, waar de vlinder de winter niet kan overleven. Dit migratiegedrag is een belangrijke factor in de snelle verspreiding van de soort in nieuwe gebieden, zoals de introductie in Noord-Amerika in de 19e eeuw.

De vlinders vliegen met een relatief hoge snelheid, en hun krachtige vleugelslagen stellen hen in staat om zich over open landschappen te verplaatsen, op zoek naar voedselbronnen en geschikte locaties voor het leggen van eieren.

Vliegtijd

De vliegtijd strekt zich over een lange periode uit, aangezien in één jaar meerdere generaties elkaar opvolgen. In gematigde streken zijn er doorgaans twee tot drie generaties per jaar, hoewel dit in uitzonderlijk warme jaren kan oplopen tot vier.

De eerste vlinders verschijnen al vroeg in de lente, rond april, nadat ze als pop hebben overwinterd. Deze vroege vlucht duurt tot in juni. De volgende generatie vliegt gedurende de zomermaanden, van juli tot september. Soms kan er een derde, en in zeldzame gevallen een vierde, generatie zijn die tot laat in de herfst, in oktober of zelfs november, actief blijft voordat de overwintering in de popfase begint. De vlinders zijn het meest actief op heldere, zonnige dagen.

Levenscyclus

De levenscyclus van het klein koolwitje doorloopt vier fasen: het ei, de rups, de pop en de vlinder.

Eitjes

Een vrouwtje legt tussen de 300 en 400 eitjes gedurende haar leven, die zij afzonderlijk op de onderkant van bladeren van waardplanten plaatst. De eitjes zijn klein, geelachtig en hebben een langwerpige, gegroefde vorm die na vier tot acht dagen uitkomt.

Rups

De rups, ook wel bekend als de koolworm, doorloopt vijf groeistadia, wat betekent dat hij vier keer vervelt voordat hij zijn maximale lengte van 2,5 tot 3 centimeter bereikt. Dit rupsstadium duurt twee tot drie weken, afhankelijk van de temperatuur.

Pop

De pop wordt vastgemaakt aan een stengel of ander oppervlak, waar hij zich camoufleert met de omgeving. Dit stadium duurt tijdens de zomer één tot twee weken, maar de laatste generatie van het jaar overwintert als pop en komt pas in het voorjaar uit.

Vlinder

De vlinder is de laatste fase, die uit de pop tevoorschijn komt. Zodra de vlinder is uitgekomen en zijn vleugels heeft laten drogen, begint hij zijn korte leven van drie tot vier weken, waarin hij zich voedt met nectar en voortplant.

Bedreiging

Het klein koolwitje is niet bedreigd. Integendeel, de soort staat wereldwijd bekend als zeer algemeen en wijdverspreid. Op de IUCN Rode Lijst heeft de vlinder de status ‘Least Concern‘ (niet bedreigd), wat aangeeft dat er geen zorgen zijn over het voortbestaan van de populatie.

Door zijn vermogen om in uiteenlopende habitats te leven en zijn aanpassingsvermogen aan menselijke omgevingen, zoals tuinen en landbouwgronden, heeft de vlinder een robuuste populatie weten te behouden.

Bescherming

Vanwege de robuuste en overvloedige populaties van het klein koolwitje, is de vlinder niet wettelijk beschermd in de meeste delen van de wereld. Omdat de rupsen aanzienlijke schade kunnen aanrichten aan koolgewassen, wordt de vlinder in veel gebieden zelfs beschouwd als een plaaginsect in plaats van een bedreigde soort. De focus ligt bij deze soort niet op bescherming, maar eerder op het beheer van de populaties in landbouwgebieden.

Bronnen

Pieris rapae

Taxonomie

RijkAnimalia
StamGeleedpotigen (Arthropoda)
KlasseInsecten (Insecta)
OrdeVlinders (Lepidoptera)
FamiliePieridae (Witjes)
GeslachtPieris
Synoniemen

Kenmerken

Voorvleugellengte19-28 mm
Spanwijdte38-57 mm
WaardplantenKoolgewassen en andere wilde planten uit de kruisbloemenfamilie
VliegperiodeApril tot oktober, met meerdere generaties per jaar.
Grootte rups25-30 mm

Voortplanting

Aantal eitjes400 eitjes
Eifase4-8 weken
Rupsfase2-3 weken
Popfase1-2 weken, maar kan overwinteren

Voorkomen in Nederland

StatusOorspronkelijk
ZeldzaamheidZeer algemeen
BeschermingNiet beschermd
Verspreiding van het klein koolwitje in Nederland
Verspreidingskaart klein koolwitje

Verspreiding

NederlandHet hele land
WereldEuropa, Afrika, Azië, Noord-Amerika,
BiotoopvoorkeurOpen, zonnige en door mensen beïnvloede gebieden zoals tuinen, weilanden en akkers.


Ontdek meer van Fauna & Flora

Abonneer je om de nieuwste berichten naar je e-mail te laten verzenden.

Scroll naar boven