Leefgebied
De groene kikker komt verspreid voor in Europa (exclusief het grootste deel van de Britse eilanden en Scandinavië, maar inclusief verschillende mediterrane eilanden), Noord-Afrika (waaronder sommige Canarische eilanden), Nabij en Centraal-Azië en het Verre Oosten van Azië tot Japan.
Geïsoleerde populaties zijn zelfs te vinden in woestijnoases in Saoedi-Arabië en Bahrein; maar de belangrijkste focus van de verspreiding ligt in de gematigde zones van Eurazië.
Taxonomie
De drie soorten die in de Benelux voorkomen zijn:
De meerkikker of grote groene kikker (Pelophylax ridibundus)
De poelkikker of kleine groene kikker (Pelophylax lessonae)
De bastaardkikker of middelste groene kikker (Pelophylax × esculentus)
Deze laatste kikker is geen eigenlijke soort maar een hybride.
Habitat
De drie soorten groene kikkers zijn zon- en warmteminnend, ze hebben dus een voorkeur voor onbeschaduwde wateren. De meerkikker is aangepast aan leven in het water, en wordt daar dan ook meer in aangetroffen dan de poelkikker. De meerkikker overwintert ook onder water. De poelkikker daarentegen is meer aangepast aan leven op het land en overwintert ook op het land. De bastaardkikker komt in verschillende biotopen voor.
Herkenning
Poelkikker
De poelkikker heeft een groene kleur en bereikt een lengte van ongeveer 5 tot 6 centimeter. De mannetjes blijven kleiner dan de vrouwtjes en worden zo’n 45 tot 55 millimeter lang, maximaal 70 mm. De vrouwtjes worden ongeveer 55 tot 65 millimeter lang met uitschieters tot 80 mm.
De lichaamskleur van de poelkikker is net als andere groene kikkers zeer variabel. De kikker is dan ook gemakkelijk met andere soorten te verwarren.
De basiskleur van de poelkikker is net als de andere Pelophylax- soorten meestal groen. In het noordelijke deel van het verspreidingsgebied komen meer bruine variaties voor. De groene kleur is echter eveneens variabel, de meeste exemplaren zijn grasgroen tot donkergroen. Mannetjes krijgen in de paartijd een lichtere kleur die het paarkleed wordt genoemd. Ze worden dan lichtgroen tot geelgroen en zijn duidelijk te onderscheiden van de vrouwtjes.
De dorsale (rug)zijde is in de regel donkerder dan de flanken en de buik is altijd zeer licht en neigt naar wit. De rug is bruin tot donkergroen met lichtere strepen en lichtgroene flanken; op het midden van de rug is een lichte streep aanwezig. De dorsolaterale lijsten zijn bruin en steken hiermee af tegen de meestal groene basiskleur.
De poten en flanken zijn bedekt met zwarte of donkerbruine vlekken. De snuit is relatief spits, de klierlijst die van het oog naar het tympanum (trommelvlies) loopt is vaak minder geprononceerd dan bij de meerkikker.
De kwaakblazen van de poelkikker zijn wit en enigszins transparant.
Meerkikker
De meerkikker wordt ongeveer 10 tot 14 centimeter groot. De mannetjes blijven kleiner dan de vrouwtjes. Exemplaren langer dan 10 cm zijn meestal vrouwtjes. In uitzonderlijke gevallen kan een vrouwtje een lengte van 18 cm bereiken.
De meerkikker kent een grote variatie in kleur en patroon en is meestal donkergroen tot olijfbruin of grijs gekleurd, soms met enkele lichtere groene strepen en meestal is een lichtere streep op de rug aanwezig.
De achterpoten zijn duidelijk gebandeerd in dezelfde kleur als de rugvlekken. In het zuidoosten van het Europese verspreidingsgebied komen ook groene exemplaren voor. De West-Europese populaties die in Nederland en België voorkomen zijn meestal donkergroen tot -grijs met donkere vlekken op de rug en flanken en drie duidelijke groene strepen op de rug.
De achterpoten zijn goed ontwikkeld en hebben zwemvliezen. De metatarsusknobbel aan de achterpoot is klein en driehoekig tot cilindrisch van vorm.
Op het midden van de rug is een lichtgroene lengtestreep aanwezig die loopt van de snuitpunt tot tussen de achterpoten. De twee duidelijk zichtbare dorsolaterale lijsten, de klierlijsten aan weerszijden van de rug, zijn soms bruin tot oranje gekleurd. Achter het oog begint een tweede klierlijst die boven het trommelvlies doorloopt tot boven de achterpoten.
De kop is breed en afgerond, vooral bij oudere exemplaren. De ogen zijn relatief groot en geeloranje van kleur. De pupil is bijna rond met een druppelachtige hoek aan de onderzijde. Het trommelvlies of tympanum heeft vaak een afwijkende kleur en valt daardoor goed op, de diameter is ongeveer 3/4 van die van het oog.
De meerkikker heeft zogenaamde vomerine tanden; tanden in het verhemelte die dienen om de prooi vast te houden. De tong is gedeeltelijk vrij en aan de voorzijde gevorkt. Mannetjes blijven kleiner dan vrouwtjes, maar hebben grotere voorpoten. In de voortplantingstijd kleuren de paarkussentjes aan de eerste teen van iedere voorpoot van de mannetjes donker.
Mannetjes hebben daarnaast een grijze tot zwarte, gepaarde kwaakblaas net achter de mondhoeken.
Een goed veldkenmerk is het lachende gekwaak (ridibundus = lachend), dat volkomen afwijkt van het sonore geluid van de poelkikker. Het geluid van de bastaardkikker is een onregelmatig mengsel van beide soorten gekwaak. De kwaakblazen van de mannetjes zijn donkergrijs tot bijna zwart.
Bastaardkikker
De bastaardkikker is te herkennen aan de meestal lichtgroene kleuren, een lichte streep op de rug, witte buik en langs de flanken rijen bruine of donkergroene vlekjes. Mannetjes blijven kleiner dan vrouwtjes en hebben knobbeltjes op de poten waarmee ze de vrouw tijdens de paring makkelijker vast kunnen houden. Deze soort blijft kleiner dan de meerkikker met maximaal 12 centimeter en komt nooit ver uit de buurt van een waterbron vanwege de sterkere gebondenheid aan water.
In het veld is het gemakkelijkste kenmerk het onregelmatige gekwaak. Het is een mengsel van stotende geluiden en rustige stukjes. De kwaakblazen zijn grijs. Doordat ook triploïde exemplaren kunnen voorkomen kunnen de kikkers ook veel op de poelkikker of de meerkikker lijken, als die het grootste aandeel in de chromosomen hebben.
De bastaardkikker is een hybride soort, een kruising tussen twee andere soorten die zich echter zelfstandig voort kan planten. De ‘oudersoorten’ zijn de eerder genoemde meerkikker (P. ridibundus) en de poelkikker (P. lessonae). Tegenwoordig wordt de kikker als volwaardige soort gezien, maar de hybride oorsprong wordt in de naam vermeld met het tussenvoegsel klepton, afgekort kl, wat ‘overnemen’ betekent.
Directe kruisingen tussen meerkikker en poelkikker zijn zeldzaam omdat de voorkeurshabitat van beide soorten sterk afwijken. Ze zijn wel zeer levensvatbaar.{/tabs}
Voedsel
Er bestaat nauwelijks verschil in voedselkeuze tussen de drie soorten groene kikkers. Volwassen groene kikkers zijn generalisten en opportunisten en eten vrijwel alle ongewervelde dieren die niet te klein of niet te groot zijn. Allerlei insecten (vooral de larven daarvan), zoals vliegen, kevers, libellen, wespen en mieren, cicaden, springstaarten, spinnen en slakken vormen belangrijke prooidieren. Ook worden wel kleine gewervelde dieren zoals jonge muizen, vogels en kleinere amfibieën, gegeten. Kannibalisme komt voor.
Larven leven vooral van plantaardig materiaal, detritus (dood organisch materiaal) en dood materiaal van dierlijke oorsprong en schakelen met toenemende leeftijd over op levend dierlijk materiaal.
Kikkers slikken hun prooi in het geheel in.
Gedrag
Poelkikker
De poelkikker overwintert over het algemeen op het land in losse bosgrond. Hij wordt later actief dan de bruine kikker en begint eind april aan de voortplanting bij een warm voorjaar.
De poelkikker is zowel dagactief al nachtactief. ’s Nachts bij regenachtig weer maken de poelkikkers tochten waarbij ze nieuwe leefgebieden kunnen vinden, terwijl ze overdag actief foerageren.
Meerkikker
De meerkikker is sterk aan water gebonden; als het dier het land betreedt blijft hij in de buurt van de ’thuissloot’. De meerkikker is meestal te vinden bij wat grotere waterpartijen als ringvaarten en weteringen. Meerkikkers leven soms in grote groepen op door de zon beschenen oevers. De kikkers nemen graag een zonnebad op de oever maar bij de minste of geringste verstoring springen ze het water in. Ze houden van een watertemperatuur van ongeveer 15 graden.
De meerkikker houdt in het noorden van het verspreidingsgebied enkele maanden een winterslaap, in het zuiden wordt deze wel overgeslagen vanwege de hogere temperaturen aldaar. De winterslaap wordt meestal op de bodem van het water in de modder doorgebracht maar kan ook op het land plaatsvinden.
Deze kikker is zowel dag- als nachtactief, ook buiten de paartijd. Vooral jonge exemplaren zijn erg actief en trekken veel, de meerkikker kan tot 500 meter van het water worden aangetroffen. In drogere streken, waar waterplassen regelmatig opdrogen, vertonen de meerkikkers een meer nomadisch gedrag.
Bastaardkikker
De bastaardkikker komt niet zo vroeg uit zijn winterslaap als de bruine kikker.{/tabs}
Predatie
Kikkers zelf maken deel uit van het dieet van talrijke watervogels, zoogdieren en slangen zoals de ringslang. Bij verstoring en gevaar springen de kikkers met een grote sprong het water in en duiken in de modder of tussen kruidachtige waterplanten.
Voortplanting
Poelkikker
In de lente vindt de voortplanting plaats, waarbij de mannetjes zich vanaf maart maar meestal in april en mei in het water verzamelen. Op geschikte plekken vormen zich vaak grote kwaakkoren, waarbij er zich meer dan tien exemplaren op een vierkante meter kunnen bevinden. De mannetjes lokken de vrouwtjes, ze gaan in het water zitten kwaken tot er zich een geschikte partner aandoet. Het gekwaak van de mannetjes is regelmatig, vrij langdurig en monotoon. Andere groene kikkers hebben meer hortende en stotende geluiden.
De bevruchting vindt plaats in het water, vaak binnen de kwaakkoren, dit geschiedt over het algemeen ’s nachts. Het mannetje klemt een wijfje vast met de voorpoten en zodra zij haar eieren afgeeft -waarbij ze haar lichaam strekt- loost het mannetje zijn zaad. Wijfjes produceren ongeveer 600 tot 3000 eitjes per seizoen, die in verschillende klompen worden afgezet. De eiermassa’s van de poelkikker blijven niet drijven zoals de eieren van andere groene kikkers, maar zinken naar de bodem.
Het embryonale stadium vindt in het ei plaats, hierbij ontwikkelen de embryo’s kleine kieuwen. De duur van het eistadium varieert tussen 1 tot 2 weken, de temperatuur moet tussen 11 °C en 37 °C graden liggen.
De larven zijn wormachtig als het ei wordt verlaten. Ze hebben dan een lichaamslengte van ongeveer 5 tot 8 millimeter. Kleine groene kikkerlarven zijn herkenbaar aan een lichte vlekken bij de ogen (masker). Ze groeien gedurende enkele maanden door naar een lichaamslengte van 50 tot 70 mm.
Net als bij andere kikkers overwinteren de larven soms bij ongunstige omstandigheden. Ze worden dan aanmerkelijk groter, dergelijke larven worden reuzenlarven genoemd en kunnen een lichaamslengte bereiken van 130 mm inclusief staart.
De metamorfose van de larven vindt meestal eind juli plaats, waarbij de ontwikkelingstijd ongeveer acht tot twaalf weken bedraagt. De poelkikker wordt geslachtsrijp op een leeftijd van twee tot drie jaar. Poelkikkers kunnen in de vrije natuur tot twaalf jaar oud worden.
Meerkikker
Mannetjes bakenen soms door agressief gedrag een territorium af door luid geroep, echter niet alle mannetjes doen dit. Deze zogenaamde ‘satellietmannetjes’ wachten tot een vrouwtje een kwakend mannetje nadert en proberen haar te bespringen. Mannetjes lokken de vrouwtjes ook wel in groepen. Zodra een koppeltje elkaar gevonden heeft, klemt het mannetje zijn voorpoten om de oksels van het vrouwtje, wat de amplexus wordt genoemd, meer specifiek de amplexus axillaris. Het paartje betreedt vervolgens het water waarna het vrouwtje haar eitjes afzet en het mannetje deze bevrucht.
De eitjes worden in meerdere eiklompen afgezet, het aantal eitjes kan sterk verschillen en is afhankelijk van de grootte van het vrouwtje. Een relatief klein exemplaar van 9 centimeter zet zo’n 4000 eieren af, een exemplaar van 10 cm ongeveer 5000 eieren. In uitzonderlijke gevallen kan een vrouwtje tot 16000 eitjes per seizoen afzetten. Soms wordt echter een jaartje overgeslagen om energie op te doen.
De eitjes zijn bruin van kleur en geel aan de onderzijde, de doorsnede is ongeveer 1,5 tot 2 millimeter exclusief het geleiachtige omhulsel dat zo’n 6 tot 8 mm is.
Als de larven uit het ei kruipen zijn ze zo’n 6 tot 8 millimeter lang, ze groeien door naar ongeveer 6 tot 8 centimeter als de metamorfose plaatsvindt. Zoals ook bij andere kikkers voorkomt, kunnen de larven overwinteren onder water, deze zogenaamde reuzenlarven kunnen langer dan 10 cm worden. Er is een exemplaar bekend van meer dan 18 cm, waarbij het gemetamorfoseerde dier veel kleiner is dan zijn larvale vorm.
Na de metamorfose zijn de juveniele zo’n 20 tot 25 millimeter lang. Het duurt zo’n twee tot drie jaar eer ze volwassen zijn, de meerkikker kan een leeftijd van 5 tot 12 jaar bereiken.
Bastaardkikker
Als de bruine kikkers hun eiklompen al hebben afgezet worden de groene kikkers pas actief. Ze zetten pas eind mei hun eiklompen af, welke kunnen worden herkend aan de geelbruine kernen.
De kikkervisjes zijn bruingroen gekleurd en kunnen worden herkend doordat de larven van bruine kikkers in de nazomer niet meer aanwezig zijn. Ze lijken wat op de larven van de knoflookpad, die nog groter worden. De larven van de knoflookpad zijn grijzig, hebben een afwijkende vorm van de staartzoom en voelen erg week aan.
De kikkervisjes leven van algen. Ze groeien snel en worden erg groot tot circa zes centimeter. Met name de larven die overwinteren en pas het volgende jaar metamorfoseren kunnen erg groot worden. De meeste kikkervisjes metamorfoseren echter al in augustus. De volwassen kikkers overwinteren op het land of op de bodem van het water.{/tabs}
Bedreiging
De groene kikker heeft op de Rode Lijst de status ‘Thans niet bedreigd’. De soort is beschermd volgens de Wet Natuurbescherming.
Bij de bastaaardkikker is Ranavirus aangetroffen. Dit virus kan lokaal de populatie bedreigen.
Bronnen
- Groene kikkers. (2021, september 27). Wikipedia, de vrije encyclopedie. Opgehaald 16:28, juni 23, 202 van https://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Groene_kikkers&oldid=59986786.
- Seite „Wasserfrösche“. In: Wikipedia – Die freie Enzyklopädie. Bearbeitungsstand: 23. Februar 2022, 09:34 UTC. URL: https://de.wikipedia.org/w/index.php?title=Wasserfr%C3%B6sche&oldid=220499553 (Abgerufen: 23. Juni 2022, 11:39 UTC)
- Nature Today. https://www.naturetoday.com/intl/nl/observations/natuurkalender/species/amphibians/water-frog
- Middelste groene kikker. (2021, september 27). Wikipedia, de vrije encyclopedie. Opgehaald 16:32, jumi 23, 2022 van https://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Middelste_groene_kikker&oldid=59986825.
- Meerkikker. (2021, september 27). Wikipedia, de vrije encyclopedie. Opgehaald 16:32, juni 23, 2022 van https://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Meerkikker&oldid=59986821.
- Poelkikker. (2022, februari 18). Wikipedia, de vrije encyclopedie. Opgehaald 23:27, juni 23, 2022 van https://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Poelkikker&oldid=61149710.
- Ravon, 2022, juni25, https://www.ravon.nl/Soorten/Soortinformatie/poelkikker
Pelophylax | |
---|---|
Taxonomie | |
Rijk | Animalia |
Stam | Chordata |
Klasse | Amphibia |
Orde | Anura |
Familie | Ranidae |
Kenmerken | |
Poelkikker | |
Taxonomie | Pelophylax lessonae |
Grootte | ♂ 45-55 mm, ♀ 55-65 mm |
Grootte larve | 50-70 mm |
Grootte juveniele | 15-30 mm |
Kleur | Groene basiskleur, zwarte of donkerbruine vlekken op de poten |
Gewicht | ♂ 30 gram, ♀ 50 gram |
Groep/solitair | Groep/solitair |
Meerkikker | |
Taxonomie | Pelophylax ridibundus |
Grootte | 15 cm |
Grootte larven | 50-70 mm |
Grootte juveniele | 15-30 mm |
Kleur | Gedeeltelijk groen op de rug met donkere vlekken). Witte, altijd zwart of grijs gevlekte buik |
Gewicht | ♂ 100-150 gram, ♀ 200 gram |
Groep/solitair | Groep/solitair |
Bastaardkikker | |
Taxonomie | Pelophylax klepton esculentus |
Grootte | 12 cm |
Kleur | Op de rug groen tot bruin van kleur, soms met donkere vlekken, veelal met lichtgroene lengtestreep midden op de rug en marmertekening op de buik |
Groep/solitair | Groep/solitair |
Voortplanting | |
Poelkikker | |
Broedinterval | Jaarlijks |
Paartijd | April-juli |
Aantal eitjes | 400-3500 per seizoen |
Plaats eitjes | In verschillende klompen, op de bodem |
Grootte eitjes | |
Duur eistadium | 1-2 weken |
Grootte larven | Van 5-8 mm naar 50-70 mm |
Metamorfose larven | juli |
Ontwikkelingstijd larven | 2-3 maanden |
Grootte juveniele | 20-25 mm |
Geslachtsrijp | 2-3 jaar |
Levensduur | 12 jaar |
Meerkikker | |
Broedinterval | Jaarlijks |
Paartijd | Mei-juni |
Aantal eitjes | Tot 12.000 per seizoen |
Plaats eitjes | Meerdere klompen bevestigd aan onderwatervegetatie |
Grootte eitjes | 1,5-2 mm (incl. gelei 6-8 mm) |
Duur eistadium | 1-2 weken |
Grootte larven | Van 6-8 mm naar 60-80 mm |
Metamorfose larven | |
Grootte juveniele | 20-25 mm |
Geslachtsrijp | 2-3 jaar |
Levensduur | 5-12 jaar |
Bastaardkikker | |
Broedinterval | Jaarlijks |
Paartijd | Maart-juli |
Aantal eitjes | 3.000-8.000 eitjes per seizoen |
Plaats eitjes | Onder water tussen watervegetatie |
Grootte eitjes | |
Duur eistadium | 1-2 weken |
Grootte larven | Van 5-8 mm naar 50-80 mm |
Duur larvale stadium | 2-4 maanden |
Metamorfose larven | Augustus-september |
Geslachtsrijp | 2-3 jaar |
Levensduur | 12 jaar |
Voorkomen in Nederland | |
Status | Thans niet bedreigd |
Zeldzaamheid | Algemeen |
Bescherming | Beschermd volgens de Wet Natuurbescherming |
Ontdek meer van Fauna & Flora
Abonneer je om de nieuwste berichten naar je e-mail te laten verzenden.